Einde inhoudsopgave
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/5.10.1
5.10.1 Algemene opmerkingen
A.J.M. Klein Wassink, datum 14-05-2012
- Datum
14-05-2012
- Auteur
A.J.M. Klein Wassink
- JCDI
JCDI:ADS597370:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
De andere mogelijkheden, schorsing of ontslag van een of meer bestuurders of commissarissen, tijdelijke aanstelling van een of meer bestuurders of commissarissen, tijdelijke afwijking van de door de Ondernemingskamer aangegeven bepalingen van de statuten, tijdelijke overdracht van aandelen ten titel van beheer, ontbinding van de rechtspersoon, zullen in het kader van dit onderzoek niet besproken worden.
HR 10 januari 1990, NJ 1990, 466 m.nt. Ma (Ogem).
Hof Amsterdam (OK) 23 april 1998 JOR 1998, 92 m.nt. Josephus Jitta (Village Scaldia).
In HR 4 oktober 2002, JOR 2002, 214 m.nt. Van den Ingh, Ondernemingsrecht 2002, p. 526 m.nt. Van Solinge, (Zwagerman) staat de Hoge Raad toe dat andere voorzieningen worden getroffen dan gevraagd, mits daartoe voldoende gronden bestaan en dat in de motivering wordt toegelicht. De Ondernemingskamer kan bij het opleggen van een voorziening rekening houden met het onderzoek en met ontwikkelingen die zich daarna hebben voorgedaan, HR 4 november 1987, NJ 1988, 578 (Van den Bergh I).
In art. 2:356 BW worden de voorzieningen die de Ondernemingskamer kan treffen limitatief opgesomd. Voor dit onderzoek is uit die opsomming van belang de mogelijkheid tot schorsing of vernietiging van een besluit van een orgaan van de rechtspersoon.1 De bevoegdheid van de rechter om een voorziening te treffen is een discretionaire bevoegdheid.2 Dat is af te leiden uit het gebruik van het woord kan in art. 2:355 BW, evenals voorheen in art. 54a WvK. Dat betekent dat de Ondernemingskamer niet verplicht is een voorziening te treffen en kan volstaan met het vaststellen dat er sprake is van wanbeleid. Dat is met zoveel woorden door de Hoge Raad in de Ogem beschikking verwoord:
`Dit brengt mee dat het de OK vrijstaat om in voorkomende gevallen te volstaan met de uitspraak, dat gebleken is van wanbeleid bij de betrokken rechtspersoon zonder tevens een of meer van de in art. 2:356 BW genoemde voorzieningen te treffen.' 3
Een enquêteprocedure hoeft dus niet altijd te leiden tot het treffen van een voorziening. Verzoeken om een enkele declaratoire uitspraak, zonder dat tegelijkertijd een voorziening wordt gevraagd, worden, zo blijkt uit de Village Scaldia beschikking, gehonoreerd door de Ondernemingskamer.4 Op grond van art. 2:355 BW kan dus zowel om een voorziening gevraagd worden als om de enkele vaststelling van wanbeleid. Daartegenover staat dat de Ondernemingskamer niet ambtshalve kan overgaan tot het treffen van een of meer voorzieningen.
Het treffen van een of meer voorzieningen dient gebaseerd te zijn op een daartoe strekkend verzoek. Bij de toewijzing van een verzoek is de Ondernemingskamer niet gebonden aan de door de verzoekers gevraagde voorziening(en).
Als dat in het belang van de rechtspersoon passend of geboden is kan de Ondernemingskamer een of meer andere voorzieningen treffen.5
In de volgende paragrafen zal ik de schorsing en de vernietiging van besluiten door de Ondernemingskamer bespreken. Daarna zal ik in § 11 ingaan op de mogelijkheid een onmiddellijke voorziening te treffen en bezien welke mogelijkheden de Ondernemingskamer daarbij heeft.