Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht
Einde inhoudsopgave
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/3:Hoofdstuk 3 De ontwikkelingen in de toetsing van besluiten van organen van rechtspersonen tussen 1929 en 1976
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/3
Hoofdstuk 3 De ontwikkelingen in de toetsing van besluiten van organen van rechtspersonen tussen 1929 en 1976
Documentgegevens:
A.J.M. Klein Wassink, datum 14-05-2012
- Datum
14-05-2012
- Auteur
A.J.M. Klein Wassink
- JCDI
JCDI:ADS599688:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
3.1 Inleiding3.2 De eerste vraag: Welke besluiten konden op grond van art. 46a WvK aan de rechter worden voorgelegd?3.3 De tweede vraag: Wie kon volgens art. 46a WvK een vordering instellen?3.4 De derde vraag: Welke beoordelingsmaatstaf hanteerde de rechter bij toepassing van art. 46a WvK?3.5 De vierde vraag: Welke maatregelen stonden de rechter bij toepassing van art. 46a WvK ter beschikking3.6 Ontwerpen in verband met de herziening van het Burgerlijk Wetboek3.7 Ontwikkelingen in het enquêterecht3.8 De eerste vraag: Welke besluiten konden op grond van het enquêterecht aan de Ondernemingskamer worden voorgelegd?3.9 De tweede vraag: Wie kon volgens het enquêterecht een verzoek indienen?3.10 De derde vraag: Welke beoordelingsmaatstaf hanteerde de Ondernemingskamer bij toepassing van het enquêterecht?3.11 De vierde vraag: Welke maatregelen stonden de Ondernemingskamer bij toepassing van het enquêterecht ter beschikking?