Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/2.4.3.4
2.4.3.4 Publiek belang versus persoonlijke vrijheid verdachte
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
EHRM 24 juli 2003, Appl. Nrs. 46133/99 en 48183/99 (Smirnova t. Rusland ), par. 61. Zie ook: EHRM 6 mei 2008, Appl. Nr. 20817/04 (Nart t. Turkije), par. 29; EHRM 11 maart 2014, Appl. Nr. 62631/11 (Gál t. Hongarije), par. 40; EHRM 1 december 2015, Appl. Nr. 26211/13 (Ŝoŝ t. Kroatië), par. 81.
EHRM 12 februari 2015, Appl. Nr. 74297/11 (Podvezko t. Oekraïne), par. 20.
Ibid. Zie ook: EHRM 6 mei 2008, Appl. Nr. 20817/04 (Nart t. Turkije), par. 29 en EHRM 4 oktober 2005, Appl. Nr. 9190/03 (Becciev t. Moldavië), par 56 en 59; EHRM 1 december 2015, Appl. Nr. 26211/13 (Ŝoŝ t. Kroatië), par. 84.
Ibid.
Vgl. EHRM 30 januari 2003, Appl. Nr. 38884/97 (Nikolov t. Bulgarije), par. 74; EHRM 6 mei 2008, Appl. Nr. 20817/04 (Nart t. Turkije), par. 29; EHRM 11 maart 2014, Appl. Nr. 62631/11 (Gál t. Hongarije), par. 40.
EHRM 12 februari 2015, Appl. Nr. 74297/11 (Podvezko t. Oekraïne), par. 20.
Volgens vaste rechtspraak van het EHRM kan toepassing van voorlopige hechtenis slechts gerechtvaardigd zijn indien er specifieke aanwijzingen zijn dat een evident publiek belang dat hiermee wordt gediend, met inachtneming van de onschuldpresumptie, zwaarder weegt dan het recht op persoonlijke vrijheid van het individu.1 Dit veronderstelt een belangenafweging. Het EHRM heeft in zijn rechtspraak, met verwijzing naar het in artikel 5 lid 1(c) EVRM besloten liggende proportionaliteitsvereiste, uitdrukkelijk overwogen dat rechters voorlopige hechtenisbeslissingen moeten baseren op een afweging van de relevante argumenten voor en tegen invrijheidstelling van de verdachte.2 In dit verband benadrukt het EHRM dat het niet volstaat om de argumenten voor en tegen invrijheidstelling in abstracto af te wegen.3 Deze argumenten moeten worden onderbouwd aan de hand van concreet, feitelijk bewijs.4 Hoewel de persoonlijke vrijheid van het individu onder het EVRM veel gewicht toekomt, stelt het EHRM voorop dat het in de eerste plaats op de weg van de nationale autoriteiten zelf ligt om te bepalen of er in een concreet geval sprake is van een evident publiek belang dat met voorlopige hechtenis wordt gediend en zwaarder weegt dan de persoonlijke vrijheid van de verdachte en om alle relevante argumenten die voor en tegen vrijlating van de verdachte pleiten te beoordelen en in de beslissing te betrekken.5 Dit moet uiteindelijk leiden tot een deugdelijk onderbouwde beslissing over de voorlopige hechtenis.6