Hof 's-Hertogenbosch, 24-12-2019, nr. 20-003016-17
ECLI:NL:GHSHE:2019:4776
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
24-12-2019
- Zaaknummer
20-003016-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2019:4776, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 24‑12‑2019; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:901
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2021:342
- Wetingang
Uitspraak 24‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Onderzoek Kapel. Het hof acht de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld dan wel afpersing niet bewezen, nu – gezien de voorliggende feiten en omstandigheden – geen sprake is geweest van een begin van uitvoering van een afpersing dan wel een diefstal. Weliswaar bestaat er op basis van het dossier een vermoeden dat men een gewelddadige overval wilde plegen. Er is echter door verdachte noch door zijn medeverdachten enige handeling verricht die naar de uiterlijke verschijningsvorm was gericht op het voltooien van een afpersing dan wel diefstal met geweld. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde voorbereiden van afpersing en/of diefstal met geweld en het onder feit 2 ten laste gelegde wapenbezit. heeft begaan. De verdachte en de medeverdachten reden in een auto met geringe snelheid meermalen langs een bepaald adres in Roosendaal. Eén van hen droeg een geladen wapen bij zich. In de auto lagen onder meer tie rips, een scream masker en duct-tape. In het onderhavige geval is naar de mening van het hof sprake van eendaadse samenloop van ten tijde van het medeplegen van het voorbereiden van een afpersing en/of diefstal met geweld en het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en munitie. Het hof houdt rekening met overschrijding van de redelijke termijn en veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Parketnummer : 20-003016-17
Uitspraak : 24 december 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 september 2017 in de strafzaak met parketnummer 02-665157-15 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ) op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf, en aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens verdachte is primair vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 mei 2013 te Roosendaal, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A)met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een of meer perso(o)n(en) (wonende in een woning aan/nabij de [adres ] ) te dwingen tot de afgifte van een of meer goed(eren) van zijn/hun gading (geld en/of drugs en/of andere voorwerpen), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en/of
B) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer goederen van zijn/hun gading (geld en/of drugs en/of andere voorwerpen) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer personen (wonende in een woning aan/nabij de [adres ] ), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
daartoe in een auto met een (geladen) revolver (merk: Rossi) en/of tie rips en/of een (scream) masker en/of een (val)helm en/of een rol duct-tape en/of reservekleding naar/nabij die woning (aan/nabij de [adres ] ) is/zijn gereden en/of meermalen, althans eenmaal voorbij die woning (aan/nabij de [adres ] ) is/zijn gereden en/of meermalen, althans eenmaal door d(i)e straat (aan/nabij de [adres ] ) is/zijn gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 16 mei 2013 te Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweld en/of afpersing, opzettelijk voorwerpen (te weten een (geladen) revolver (merk Rossi) en/of tie rips en/of een (val)helm en/of een (scream) masker en/of een rol duct-tape en/of reservekleding) en/of vervoermiddelen (een auto: merk Peugeot 407 met Bulgaars kenteken [kenteken] ) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad; (zaak 12)
2.hij op of omstreeks 16 mei 2013 te Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
* een wapen op grond van artikel 2 lid 1 Wet wapens en munitie, categorie III, te weten een revolver (merk: Rossi, type 786, kaliber .38)
en/of
* munitie op grond van artikel 2 lid 2 Wet wapens en munitie, categorie II, te weten vier 4 patronen van het merk Sellier & Bellot en/of
* munitie op grond van artikel 2 lid 2 Wet wapens en munitie, categorie III, te weten een (1) patroon van het merk Remington-Peters voorhanden heeft gehad;
(zaak 12)
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof is, met de verdediging, van oordeel dat gezien de voorliggende feiten en omstandigheden er in casu geen sprake is geweest van een begin van uitvoering van een afpersing dan wel een diefstal. Verdachte is weliswaar met zijn auto meerdere keren door de straat gereden, waar op basis van het dossier vermoed kan worden de woning te zijn gevestigd waar men een gewelddadige overval wilde plegen, met diverse goederen in zijn auto, waarvan gesteld kan worden dat die kunnen worden gebruikt bij de uitvoering van een afpersing dan wel diefstal. Er is echter door verdachte noch door zijn medeverdachten enige handeling verricht die naar de uiterlijke verschijningsvorm was gericht op het voltooien van een afpersing dan wel diefstal met geweld. De onder 1 primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld dan wel afpersing kan dan ook niet worden bewezen verklaard.
Gelet hierop behoeft het ten aanzien van dit feit door de verdediging gevoerde verweer dat geen sprake is van medeplegen ten aanzien van dit primaire feit geen verdere bespreking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.subsidiairhij op of omstreeks 16 mei 2013 te Roosendaal, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweld en/of afpersing, opzettelijk voorwerpen (te weten een geladen revolver en tie rips en een valhelm en een scream masker en een rol duct-tape) en een vervoermiddel (een auto merk Peugeot) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
2.hij op 16 mei 2013 te Roosendaal tezamen en in vereniging met anderen
* een wapen op grond van artikel 2 lid 1 Wet wapens en munitie, categorie III, te weten een revolver (merk: Rossi, type 786, kaliber .38) en
* munitie op grond van artikel 2 lid 2 Wet wapens en munitie, categorie II, te weten vier 4 patronen van het merk Sellier & Bellot en
* munitie op grond van artikel 2 lid 2 Wet wapens en munitie, categorie III, te weten een (1) patroon van het merk Remington-Peters voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde:
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummer(s), wordt/worden – tenzij anders vermeld – bedoeld paginanummer(s) van een proces-verbaal of geschrift uit het eindproces-verbaal TGO Kapel, met dossiernummer PL203M/2012195378 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, bestaande uit 69 ordners, met (per zaaksdossier alfabetisch) doorgenummerde pagina's.
Map 30, pagina L 37:
Op 7 mei 2013 te 22.01 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 1] : Hey luister... die ene vrienden van jou... zijn die er nog? Zouden ze ergens aan mee kunnen doen? (...) Ze zijn betrouwbaar toch?
[medeverdachte 2] : Ik regel het wel.
[medeverdachte 1] : Zou jij ze kunnen aansturen?
Map 30, pagina's L 38 en L 39:
Op 7 mei 2013 te 22.41 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 1] : Ik was net met die ene vriend die over een plek had. Alleen deze is niet zomaar dinges hoor. Niet wat je denkt. Deze heeft euh dinge maar is niet dinges, is kant en klaar. Kant en klaar maar euh... het is een normale huis zoals je die kent... vrouw, man en kinderen. Begrijp je het? Er is papier en dinge. Maar euh... heb je nog 2/3 vrienden om dit te doen?
(--)
[medeverdachte 2] : [medeverdachte 1] hier heb je veel Bulgaren.
[medeverdachte 1] : Broer neem 2/3 betrouwbare vrienden met je mee. (...) die ene vriend zal dan ook met jullie meegaan. Deze vriend is betrouwbaar. De laatste tijd is hij samen met mij. Hij kan met jullie meegaan en daar ook wachten in de auto voor het geval er problemen zullen ontstaan.
Map 30, pagina L 41:
Op 8 mei 2013 te 17.53 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ). In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 1] : (...) dan bel ik die vrienden van ons in Duitsland. Die komen dan jou ophalen en je laat het adres van die woning aan ze zien en daar wordt dan het restantdeel van ons gehaald, ook jouw deel, zei ik.
Map 30, pagina L 46:
Op 9 mei 2013 te 16.34 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ). In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 3] : Jij zei toch van, oom, het gaat zo niet, we moeten iets doen om te kunnen verdienen. Ik begreep heus wel waar je naartoe wilde met die kwestie. (...) (...) maar goed, hij zegt dus van laten we het daar ontploffen (...) We moeten iets ondernemen joh [medeverdachte 3] , we hebben het geld nodig. (...) Laat de Bulgaren maar eerst eens komen, dan zien we wel. (...) Maar ben jij daar wel zeker van die plek, want pas wel op... straks gebeurt er dinges... veranderen ze van plek nadat ze van je zijn gescheiden... en als de ruimte die jij kent wordt binnengetreden gaan ze nog achter je aan straks. (...) Is er niets anders waar we 20 à 30 lira mee kunnen scoren, hier ergens?
Map 30, pagina L 51:
Op 12 mei 2013 te 19.18 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 1] : De Bulgaren hebben gebeld en hij zegt: (...) ik ga zo wel bellen dan kunnen zij morgen komen. Dan zeg ik ze wel; kom morgen in gereedheid. Dat van [naam] dat kan jij wel krijgen toch?
[medeverdachte 3] : Euhh, krijgen we wel, geen probleem man.
[medeverdachte 1] : Geef dat wat jij hebt ook en dan kunnen ze het op een stevige manier regelen. (...) Dan bel ik die Bulgaren wel en zeg tegen ze dat ze morgenavond hier moeten zijn.
Map 30, pagina L 52:
Op 12 mei 2013 te 19.22 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 1] : Kan jij morgen die vrienden regelen?
[medeverdachte 2] : Is goed, dan praat ik nu met ze.
[medeverdachte 1] : maar ze moeten dinges komen, euhh, niet om thee of koffie te drinken maar ze moeten het weten. Dus hun kleding enzo moeten ze dinges doen en als je morgenavond om 8 uur hier bent dan kan je mijn ook zien, snap je want ik moet werken. Dan zorg ik ervoor dat jullie die vriend ontmoeten, dan kunnen jullie samen weg en dan ga ik naar mijn werk. De benodigde dingen heb ik al aan hem/haar gegeven dus die krijgen jullie van hem/haar. Goed?
[medeverdachte 2] : Goed.
Map 30, pagina L 53:
01113 mei 2013 te 16.34 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
Kom jij nog?
[medeverdachte 2] : Mijn band is lek!
Map 30, pagina L 54:
Op 13 mei 2013 te 19.05 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 2] : Is het goed als we morgen komen?
[medeverdachte 2] morgen moet je wel zeker komen man.
[medeverdachte 2] : morgen kom ik zeker want ik had een lekke band.
[medeverdachte 1] : Jongens zijn geregeld toch?
[medeverdachte 2] : Ja, geregeld, ik heb met ze vandaag koffie gedronken. Die vrienden zeggen dat het de eerste dag niet zal gaan, omdat ze eerst willen weten over hoe en wat. Wij komen met een groep.
[medeverdachte 1] : Is goed.
Map 30, pagina's L 93 en L 94:
Het proces-verbaal van observatie. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
Op 14 mei 2013 tussen 20.30 uur en 23.30 uur werden de volgende waarnemingen gedaan:
21.00
uur - zag ik dat [medeverdachte 3] ) alleen in de Passat [kenteken] zat.
21.02
uur - zag ik dat de Passat [kenteken] stopte in de [adres ] en dat [medeverdachte 1] als passagier in dit voertuig stapte, waarna dit voertuig vertrok.
21.05
uur - zag ik dat de Passat [kenteken] werd geparkeerd bij het theehuis te Tilburg en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de hand van een man schudde en het theehuis binnen gingen. Vervolgens zag ik dat direct daarop drie andere mannen dit theehuis binnen gingen, die uit de richting van een aantal daar geparkeerde voertuigen kwamen aangelopen.
21.06
uur - zag ik dat de hiervoor genoemde voertuigen, die later worden omschreven, in ieder geval een personenauto, merk Mercedes, kleur lichtgrijs, met Bulgaars kenteken, en een personenauto, merk Peugeot, kleur lichtgrijs, met Bulgaars kenteken, waren.
21.20
uur - zag ik dat nabij het genoemde theehuis. (...) de hiervoor genoemde Peugeot, type 407, nieuw model, voorzien was van het Bulgaarse kenteken [kenteken] , hierna te noemen Peugeot [kenteken] .
21.34
uur - zag ik dat 5 mannen uit het genoemde theehuis kwamen. Zag ik dat [medeverdachte 3] de hand van drie mannen schudde. Zag ik dat deze drie mannen in de Peugeot [kenteken] stapten. Zag ik dat NN1 als passagier rechts voorin dit voertuig plaatsnam, dat NN2 als bestuurder in dit voertuig plaatsnam en dat NN3 als passagier op de achterbank van dit voertuig plaatsnam.
21.42
uur - zag ik dat de Peugeot [kenteken] , met daarin NN1, NN2 en NN3, vertrok bij het genoemde theehuis.
21.46
uur - zag ik dat de Peugeot [kenteken] stopte bij het Total tankstation aan de [adres ] en dat NN1 de shop binnen ging. Zag ik dat kennelijk belde met een GSM. Van NN1 werd door mij video-opnamen gemaakt.
21.48
uur - zag ik dat NN1 in de Peugeot [kenteken] stapte en dat dit voertuig vertrok bij het Total tankstation.
22.47
uur - zag ik dat de Peugeot [kenteken] over de [adres ] , België, in de richting Brussel reed.
Map 30, pagina L 61:
Op 16 mei 2013 te 00.52 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ). In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 1] : zeg neef, weet je al dat het nu 1 uur is; je weet toch dat je morgenvroeg om 9 uur in Roosendaal moet zijn.
Map 30, pagina L 62:
Op 16 mei 2013 te 11.01 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ). In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 1] : Ben je niet gegaan?
[medeverdachte 3] : Ik ben wel gegaan. Wij zijn daar naartoe gegaan; die vent is thuis, de wijf is ook thuis. (...) We hebben daar twee keer langsgereden... ik heb het adres laten zien. Je zei toch dat ik het toevertrouwde dat bij mij was moest geven; dat heb ik dan ook gegeven. Zij aan het werk, en ik ben hiervandaan vertrokken. (...) Ze gaan nu naar binnen. De jongen was voorbereid gekomen hoor.
Map 30, pagina's L 97 en L 98:
Het proces-verbaal van observatie. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
Op 16 mei 2013 tussen 8.00 uur en 11.10 uur werden de volgende waarnemingen gedaan:
10.04
uur - zag ik dat [medeverdachte 3] als bestuurder in de Volkswagen [kenteken] stapte waarna hij vertrok vanaf de [adres ] .
10.44
uur - zag ik dat de Volkswagen [kenteken] even stopte op het parkeerterrein van McDonalds aan de [adres ] . Zag ik, dat een grijze Peugeot voorzien van een Bulgaars kenteken, met drie inzittenden achter de Volkswagen [kenteken] aan reed. Ik zag dat de Volkswagen [kenteken] en de grijze Peugeot geparkeerd werden op het parkeerterrein van de Keukenconcurrent, gelegen aan de [adres ] .
10.45
uur - zag ik dat grijze Peugeot voorzien was van het kenteken [kenteken] (BG).
10.46
uur - zag ik dat [medeverdachte 3] ) uit de Volkswagen [kenteken] stapte en linksvoor in de Peugeot [kenteken] stapte. Ik zag vervolgens dat de Peugeot [kenteken] vertrok.
10.48
uur - zag ik dat de Peugeot [kenteken] , vanaf de [adres ] rechtsaf de [adres ] opreed. De Peugeot [kenteken] , reed vanaf de [adres ] een rondje door de wijk waarbij hij langzaam door de navolgende straten reed; Vanaf de [adres ] rechtsaf de [adres ] op, vervolgens rechtsaf de [adres ] op, waarna de Peugeot [kenteken] weer op de [adres ] reed. Vervolgens keerde de Peugeot [kenteken] op de [adres ] waarna hij weer door de [adres ] reed. Hierna ging de Peugeot [kenteken] linksaf de [adres ] op, vervolgens weer linksaf de [adres ] op en bij de verkeerslichten linksaf de [adres ] op.
10.58
uur - zag ik dat de Peugeot [kenteken] het parkeerterrein van de Keukenconcurrent, gelegen aan de [adres ] opreed en stopte bij de Volkswagen [kenteken] . Ik zag dat [medeverdachte 3] uit de Peugeot stapte en als bestuurder in de Volkswagen [kenteken] stapte waarna deze vertrok. Ik zag vervolgens dat de Peugeot [kenteken] vertrok vanaf het parkeerterrein aan de [adres ] .
11.05
uur - zag ik dat de Peugeot [kenteken] het parkeerterrein opreed van het [winkelcentrum] , gelegen aan de [adres ] .
11.06
uur - omstreeks genoemd tijdstip zijn de drie inzittenden van de Peugeot [kenteken] aangehouden op het parkeerterrein [adres ] , gelegen aan de [adres ] .
Map 30, pagina's L 104 tot en met L 109:
Het proces-verbaal van feiten en omstandigheden contra de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
Op 16 mei 2013, omstreeks 11.10 uur, vonden op de [adres ] aanhoudingen plaats door leden van het arrestatieteam (AT). Het betrof de inzittenden van een personenauto, merk Peugeot, type 407, kleur grijs en voorzien van het Bulgaarse kenteken [kenteken] .
Als verdachten konden worden aangemerkt:
Verdachte 1
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren op: [geboortedatum]
Geboorteplaats: land Bulgarije.
Verdachte 2
Achternaam: [medeverdachte 4]
Voornaam: [medeverdachte 4]
Geboren op: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats] , Bulgarije
Verdachte 3
Achternaam: [medeverdachte 5]
Voornaam: [medeverdachte 5]
Geboren op: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats] , Bulgarije
Bij onderzoek aan de kleding van verdachte [medeverdachte 4] , werden de volgende goederen
aangetroffen:
1. twee tie-rips
2. een geladen revolver, merk Rossi, nummer 1600498
3. een elastische band
De verdachte had een elastische band van ongeveer 20 centimeter breed, om zijn middel. Aan de linkerzijde van zijn lichaam had de verdachte dit vuurwapen in de elastische band zitten.
Bij onderzoek aan de kleding van verdachte [medeverdachte 5] , werden onder andere de volgende goederen aangetroffen:
1. twee tie-rips
Op 16 mei 2013 werd de auto, een Peugeot 407, voorzien van het kenteken [kenteken] doorzocht. In het voertuig werden vervolgens onder andere aangetroffen: (...)
05. een navigatiesysteem (...)
9. een helm
10. een groot aantal tyraps
11. een grote rol brede, grijze duct-tape
12. een masker (zogenaamd scream masker)
Verder werden op de achterbank en in de kofferruimte kleinere plastic zakken aangetroffen met daarin reservekleding.
Op 17 mei 2013 werd het navigatiesysteem, aangetroffen in het voertuig, in gebruik bij de aangehouden verdachten, door personeel van het bureau Digitale Expertise van de Dienst Regionale Recherche, nader onderzocht. De meest recente bestemming was: [adres ] te Roosendaal.
De revolver, in beslag genomen onder de verdachte [medeverdachte 4] , was zilverkleurig, van het merk Rossi en voorzien van het [nummer] , bleek geladen te zijn met 5 patronen.
Map 30, pagina L 66:
Op 16 mei 2013 te 18.52 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ). In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 1] : Het kan ook zijn dat zij nadat zij jou hebben afgezet zijn staande gehouden door een beambte, onderweg, want er zat van alles in de auto. Dat zou ook kunnen, want toen wij daarlangs reden was er geen vuiltje aan de lucht, dus het kan ook zijn dat hun van alles overkomen is, nog voor zij daar arriveerden.
[medeverdachte 3] : Zij hadden iets van twee minuten te gaan.
[medeverdachte 1] : We weten niet eens of de auto er nog staat, we weten niets, maar als het beambten waren geweest dan zou het toch gepubliceerd zijn op internet, ik zal straks nog eens kijken.
Map 30, pagina L 69:
Op 16 mei 2013 te 21.06 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 1] : Zou het kunnen zijn dat ze ingerekend zijn nadat ze de grens zijn overgestoken.
[medeverdachte 3] : Ehm, ik zou het niet weten of zij misschien opgepakt zijn met dat ding. (...) Eerlijk, er is iets gaande, maar ik weet niet wat. (...) Als hij in handen van ooms zou gevallen zijn, hier, kunnen ze straks onze telefoons gaan tappen/registreren omdat we steeds bellen he.
Map 30, pagina L 80:
Op 17 mei 2013 te 17.05 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] . In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 1] : Sinds gistermiddag 12 uur is hij er niet.
[medeverdachte 6] : Had hij veel dingen bij zich?
[medeverdachte 1] : Ja, hij had wel wat bij zich. Hij had dinges bij zich waar zowel hij als ik hoofdpijn van kunnen krijgen. Snap je? (...) [medeverdachte 6] , laten we even daar gaan kijken... als hij er niet is, als hij niet overgestoken is naar die kant, laat ik dan naar een advocaat ofzo gaan.
Map 30, pagina L 83:
Op 18 mei 2013 te 17.01 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 1] :; Hebben de oompjes alles ingenomen?
[medeverdachte 2] : Ja, ze hebben alles ingenomen, ijzer enzo. (...) Ze hebben ons een nacht vastgehouden. (...) zij hebben gezegd; wij zijn hem bij de benzinepomp tegengekomen (...) zij hebben gezegd: we hebben hem daar gevonden en wilden het net naar jullie brengen.
[medeverdachte 1] : Dat hebben ze goed gezegd, maar we zijn de lul. Weet je waarom? (...) Dit euh, weet je nog, er was met broer [medeverdachte 7] en zo ruzie en [medeverdachte 8] was beschoten, die toestand met een wapen. En deze was dus ook van hem en als hij vandaag of morgen, als hij hier is, zegt van: breng mijn wapen en als wij het dan niet kunnen brengen dan zijn we de lul. En hij vraagt mij vandaag bij zich te komen, naar Duitsland. Ik ga ernaartoe en als hij mij zegt van breng het ijzer, dan ben ik de klos.
Map 30, pagina L 86:
Op 18 mei 2013 te 17.12 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[medeverdachte 1] : Die van ons zijn ingerekend voordat zij daar zijn aangekomen ouwe. Echt! (...) Hij zegt, deze hebben wij bij het pompstation gevonden en wilden naar jullie brengen maar nu hebben jullie meegenomen (...).
[medeverdachte 3] : En wat hebben ze gevonden?
[medeverdachte 1] : Alles wat in de auto lag wordt gevonden door hun. (...)
[medeverdachte 3] : Ze hebben dat ding gevonden en ondanks dat hun vrijgelaten?
Map 30, pagina's, L 233 tot en met L 236:
Het proces-verbaal betreffende onderzoek aan een revolver en scherpe munitie van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
Aan mij werd een revolver en vijf patronen voor nader onderzoek aangeboden.
Verdachte
Naam: [medeverdachte 4]
Voornamen: [medeverdachte 4]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Het op 16 mei 2013 in beslag genomen voorwerp betreft een revolver van het merk Rossi, type 786 in het kaliber .38 Spec en voorzien van het serienummer [nummer] . Bij de revolver werden vijf stuks scherpe patronen aangetroffen, geschikt om met deze revolver te worden verschoten.
De revolver functioneerde naar behoren. Deze revolver is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
De op 16 mei 2013 in beslag genomen voorwerpen betreffen vijf scherpe patronen in het kaliber .38 Spec; vier stuks van het merk Sellier & Bellot en één stuk van het merk Remington-Peters. Alle vijf patronen zijn geschikt om uit de hierboven omschreven revolver te worden verschoten. De patronen van Sellier & Bellot zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie. De patroon van Remington-Peters is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Map 30, pagina L 212:
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 5] . Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
Vanmorgen zijn wij vanuit Brussel de grens overgekomen. Ik was in Brussel bij [medeverdachte 4] op visite. Met de auto van de derde jongen zijn wij naar Nederland gekomen. Ik wist dat één van mijn vrienden in het bezit was van een vuurwapen.
Map 30, pagina's L 202 tot en met L 205:
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] . Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
Ik ben een Bulgaar, ik woon in Brussel. Mijn vrienden hebben me gevraagd om ze naar Roosendaal te brengen. Die ene heet [medeverdachte 5] , de andere ken ik niet. De navigatie is van mij. Ik heb het adres ingevoerd, zij vertelden me het adres. De auto was van mij. Ze hadden een tas bij zich. De witte tas lag achterop de bank. De helm is van een vriend. Het masker is van mij, die heb ik al van vorig jaar.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 1 november 2019:
Het klopt dat ik op 16 mei 2013 door de politie in Roosendaal ben aangehouden. Ik zat samen met twee anderen in mijn auto, een grijze Peugeot met het Bulgaarse kenteken [kenteken] . Ik ben aangehouden in de buurt van een woning aan de [adres ] in Roosendaal.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen stelt het hof in navolging van de rechtbank het volgende vast.
Uit afgeluisterde telefoongesprekken vanaf 7 mei 2013 bleek dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] een gewapende overval of een ripdeal wilden laten uitvoeren door twee of drie Bulgaren. [medeverdachte 1]
heeft Bulgaren benaderd c.q. laten benaderen en hen gevraagd deze ripdeal te plegen.
De politie zag dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 14 mei 2013 in een theehuis te Tilburg drie mannen
ontmoetten die kort daarna in een grijze Peugeot met Bulgaars kenteken [kenteken] stapten
en wegreden. Tijdens de observatie is waargenomen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] tezamen met drie andere mannen uit het theehuis kwamen, [medeverdachte 3] de drie andere mannen de hand schudde en de persoon die door het observatieteam als NN-1 werd aangeduid als bestuurder in de grijze Peugeot met Bulgaars kenteken stapte.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niet aanwezig was bij de ontmoeting in het theehuis in Tilburg op 14 mei 2013.
In het hierboven in de bewijsmiddelen opgenomen proces-verbaal van observatie d.d.
14 mei 2013 relateert de politie dat de grijze Peugeot met Bulgaars kenteken [kenteken] vier minuten na vertrek bij het theehuis stopte bij een Total tankstation. NN1 stapte daar uit, ging het tankstation binnen, kwam weer naar buiten en stapte weer in de Peugeot. Van NN1 zijn video-opnamen gemaakt door de politie. Het hof heeft bedoelde video-opnamen ter zitting afgespeeld en bekeken in het bijzijn van de verdediging en de advocaat-generaal waarna beiden in de gelegenheid zijn gesteld zich daarover bij de behandeling van de zaak uit te laten. Het hof constateert dat de in het proces-verbaal van observatie genoemde en derhalve op de videobeelden waar te nemen persoon, door de politie NN1 genoemd, de verdachte [verdachte] is. Het hof stelt derhalve vast dat verdachte [verdachte] op 14 mei 2013 aanwezig was bij een ontmoeting tussen hem, twee andere Bulgaren en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in een theehuis in Tilburg en dat hij derhalve op dit punt gelogen heeft in zijn verklaring tegenover het hof.
Op 16 mei 2013 reed [medeverdachte 3] naar een parkeerterrein aan de [adres ] . Aldaar stapte hij in de eerder geobserveerde grijze Peugeot met Bulgaars
kenteken [kenteken] , waarin zich drie inzittenden bevonden. De auto reed door diverse
straten in Roosendaal, waaronder tweemaal – met geringe snelheid – door de [adres ] .
Hierna stapte [medeverdachte 3] op het parkeerterrein aan de [adres ] weer uit
de auto en vertrok. Hij liet [medeverdachte 1] telefonisch weten dat hij het adres had laten zien, dat ze er
twee keer waren langsgereden en dat hij het toevertrouwde had gegeven. Ook zei hij: "Zij
aan het werk, ze gaan nu naar binnen". Enkele minuten nadat [medeverdachte 3] uit de grijze Peugeot
was gestapt, hield de politie de inzittenden van deze auto, zijnde [verdachte] , [medeverdachte 4] en
[medeverdachte 5] , aan. [medeverdachte 4] droeg een geladen revolver, merk Rossi, in een elastische band om
zijn middel. Het wapen was geladen met vier patronen van het merk Sellier & Bellot en één
patroon van het merk Remington-Peters. In de auto trof de politie voorts onder meer tie rips,
een scream masker, een valhelm, een rol duet-tape en reservekleding aan. In het
navigatiesysteem dat zich in de auto bevond was als meest recente bestemming het adres
[adres ] ingevoerd.
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 subsidiair, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzet had op het feit. Er zijn geen aanwijzingen van directe dan wel indirecte betrokkenheid. Verdachte was zich evenmin bewust van de aanwezigheid van het wapen dat een van de medeverdachten op een niet zichtbare wijze met mee zich droeg. Van de overige goederen kan niet worden gesteld dat deze bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit het bovenstaande en de gebezigde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat er wel degelijk sprake is van betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde.
Verdachte had samen met zijn medeverdachten op 14 mei 2013 in een theehuis een ontmoeting met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en zij zijn op 16 mei 2013 samen met [medeverdachte 3] met geringe snelheid tweemaal langs het in het navigatiesysteem ingevoerde adres aan de [adres ] te Roosendaal zijn gereden. Bij de aanhouding van verdachten werd onder de kleding van medeverdachte [medeverdachte 4] een doorgeladen wapen aangetroffen. In een gesprek met [medeverdachte 1] op 16 mei 2013 te 11.01 uur, dus vrijwel direct nadat [medeverdachte 3] uit de Peugeot is gestapt, zegt [medeverdachte 3] dat hij hen 'het toevertrouwde' heeft gegeven. Uit latere telefoongesprekken van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] komt naar voren dat zij zich zorgen maken over het feit dat het wapen door de politie in beslag is genomen en zij het nu niet meer aan de eigenaar kunnen teruggeven.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij – zoals hij reeds eerder bij verhoor door de politie had verklaard – vrienden van hem (naar Roosendaal) moest brengen, niet wist wat deze personen gingen doen, niet wist dat er een vuurwapen in de auto aanwezig was en niet bij de voorbespreking op 14 mei 2013 is geweest. Uit de door het hof bekeken beelden blijkt echter dat de verdachte wel degelijk bij de voorbespreking van de te plegen afpersing en/of diefstal met geweld met onder andere de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , aanwezig is geweest. In de daarbij redengevende tapgesprekken wordt door de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] ook gesproken over Bulgaren.
Het hof merkt de verklaring van verdachte, gezien de bovengenoemde vastgestelde feiten en omstandigheden vervat in andere voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen en die duiden op een andere gang van zaken, dan ook aan als kennelijk leugenachtig, afgelegd en bedoeld om de waarheid te bemantelen, en gaat daaraan voorbij.
De vraag die vervolgens aan de orde komt is of de betrokkenheid van verdachte als medeplegen kan worden gekwalificeerd, waarbij verdachte wetenschap had ter zake van de te plegen afpersing en/of diefstal met geweld en het voorhanden hebben van het wapen. Het hof stelt hierover het volgende.
Het hof stelt voorop, dat voor medeplegen sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, waarbij de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht moet zijn. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht (vgl. HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905, NJ 2004/443). De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval, waarbij ook de aard van het delict een rol kan spelen (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390; HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716 en HR 5 juli 2016, 2016:1315). Het criterium een nauwe en bewuste samenwerking veronderstelt dat de verdachte opzet had op de samenwerking en op het grondfeit.
Welke de rolverdeling is geweest tussen de verschillende verdachten, kan op grond van de bewijsmiddelen door het hof niet worden vastgesteld. Wat kan worden geconstateerd, is dat verdachte tezamen met twee anderen naar het theehuis is gegaan en de auto bestuurde. In het theehuis vond een voorbespreking plaats van de te plegen afpersing en/of diefstal met geweld met onder andere de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Vervolgens is verdachte de bestuurder van dezelfde auto (een grijze Peugeot met Bulgaars kenteken: [kenteken] ) die twee dagen later voorzien van goederen waarmee een overval kan worden gepleegd, met twee andere Bulgaren onderweg is. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat kort voor de aanhouding [medeverdachte 3] bij de auto is geweest en vervolgens telefonisch doorgeeft dat hij ‘het toevertrouwde’ heeft gegeven. Verdachte was chauffeur van de auto, was bij de voorbespreking geweest en heeft zich tweemaal naar de plek begeven waarvan vermoed werd dat de overval gepleegd zou gaan worden.
Op grond van het voorgaande acht het hof een bewuste en nauwe samenwerking van verdachte met anderen bewezen waarbij zijn bijdrage van voldoende gewicht om als medeplegen te worden aangemerkt. Tevens impliceert deze bijdrage dat verdachte gezien zijn aanwezigheid bij de voorbespreking en ten tijde van het mogelijk afgeven van het wapen aanwezig was en derhalve op de hoogte moet zijn geweest van de aanwezigheid van het wapen (en bijbehorende munitie).
De tapgesprekken en de observaties, in onderlinge samenhang bezien met de aangetroffen spullen in de auto van verdachte, het feit dat nadat [medeverdachte 3] uit de auto is gestapt, de auto weer richting de [adres ] reed, maken dat het hof van oordeel is dat verdachte tezamen met zijn mededaders ter voorbereiding van het misdrijf – kort gezegd – diefstal met geweld en/of afpersing opzettelijk een geladen revolver, tie rips, een valhelm, een scream masker, een rol duct-tape en een Peugeot bestemd tot het begaan van die misdrijven, voorhanden heeft gehad, zoals onder 1 subsidiair en 2 aan verdachte ten laste is gelegd.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
afpersing
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Eendaadse samenloop
Het Hof oordeelt dat met betrekking tot het handelen van verdachte van het bewezenverklaarde onder feit 1 en 2 moet worden beschouwd als eendaadse samenloop. De regeling van de bepalingen van samenloop geven uitdrukking aan de gedachte dat iemand niet twee keer mag worden bestraft voor wat in wezen één strafrechtelijk relevant verwijt oplevert. Het gaat daarbij met andere woorden om het voorkomen van – kort gezegd – onevenredige aansprakelijkheid en bestraffing bij een gelijktijdige berechting van verschillende, mogelijk sterk samenhangende strafbare feiten. Volgens inmiddels bestendige jurisprudentie geldt dat naar huidig inzicht een enigszins uiteenlopen van de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet in de weg staat aan het aannemen van eendaadse samenloop indien het in essentie om hetzelfde feitencomplex gaat. Voor de eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Vgl. HR 20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1111-1115; HR 5 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:831 en HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1068. In het onderhavige geval is naar de mening van het hof sprake van eendaadse samenloop van ten tijde van het medeplegen van het voorbereiden van een afpersing en/of diefstal met geweld, het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en munitie. Het hof zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen sanctie.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt het voorbereiden van afpersing en/of diefstal met geweld en aan wapenbezit. Verdachte en zijn mededaders reden in een auto met geringe snelheid meermalen langs een bepaald adres in Roosendaal. Eén van hen droeg een geladen wapen bij zich. In de auto lagen onder meer tie rips, een scream masker en duct-tape. Omdat zij door de politie zijn aangehouden voordat zij een begin konden maken met de uitvoering van hun voorgenomen misdaad, hebben de potentiele slachtoffers niets in de gaten gehad. Overvallen op een woning zijn bijzonder traumatisch voor de slachtoffers. Gelet hierop kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft zich bij de bepaling van de op te leggen sanctie tevens rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkómen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 16 mei 2013, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld en voor de eerste maal is verhoord.
De rechtbank heeft op 18 september 2017 vonnis gewezen. De behandeling in eerste aanleg is derhalve niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na de aanvang van de hiervoor genoemde termijn. Er is in eerste aanleg sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer twee jaar en drie maanden.
Verdachte heeft op 29 september 2017 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op
24 december 2019. Ook in hoger beroep is dus sprake van een termijnoverschrijding, nu de behandeling in hoger beroep niet is afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep. De overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep bedraagt ongeveer drie maanden.
Deze termijnoverschrijding is niet aan verdachte te wijten, maar vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat de strafzaak tegen verdachte deel uit heeft gemaakt van een zeer omvangrijk onderzoek, waardoor zijn zaak de strafzaken van de hoofdverdachten, waarin zowel in eerste aanleg als in hoger beroep meerdere onderzoekswensen zijn ingediend en toegewezen, is gevolgd.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met deze termijnoverschrijding.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden, met aftrek van voorarrest, passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met een gevangenisstraf van na te melden duur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 55, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. J. Nederlof, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 24 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.