Einde inhoudsopgave
Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie
Bijlage V Nadere bepalingen betreffende verlof
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2013
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2014.
- Bronpublicatie:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Inwerkingtreding
01-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Inhoud
Afdeling 1 Vakantieverlof
art. 1 t/m 5
Afdeling 2 Buitengewoon verlof
art. 6
Afdeling 3 Reisdagen
art. 7
Afdeling 1. Vakantieverlof
Artikel 1
In het jaar van indiensttreding en in dat van de beëindiging van de dienst heeft de ambtenaar recht op een verlof van twee werkdagen per volle dienstmaand; voor een deel van een maand heeft hij recht op een verlof van twee werkdagen indien dat deel langer is dan vijftien dagen, en op één werkdag indien het vijftien dagen of minder bedraagt.
Artikel 2
Het vakantieverlof kan in zijn geheel of in delen worden opgenomen, al naar de wens van de ambtenaar en met inachtneming van het belang van de dienst. Het moet echter ten minste een tijdvak van twee achtereenvolgende weken bevatten. Aan ambtenaren die in dienst treden, kan eerst verlof worden verleend nadat zij ten minste drie maanden in dienst zijn; in bijzondere gevallen die deugdelijk gemotiveerd zijn, kan het verlof reeds vóór het verstrijken van deze termijn worden verleend.
Artikel 3
Indien een ambtenaar tijdens zijn vakantieverlof ziek wordt en deze ziekte hem zou hebben belet zijn ambtsbezigheden te verrichten zo hij niet met verlof was geweest, wordt het vakantieverlof verlengd met de periode van zijn arbeidsongeschiktheid, die door een doktersattest deugdelijk moet worden aangetoond.
Artikel 4
Indien de ambtenaar zijn vakantieverlof anders dan om redenen van dienstbelang vóór het einde van het kalenderjaar niet volledig heeft op genomen, kan hij ten hoogste twaalf verlofdagen naar het volgende jaar doen overboeken.
Indien de ambtenaar zijn vakantieverlof bij beëindiging van de dienst niet volledig heeft op genomen, wordt hem als compensatie voor elke niet genoten verlofdag een bedrag uitbetaald, gelijk aan 1/30 van zijn maandelijkse bezoldiging op het ogenblik van beëindiging van de dienst.
Indien de ambtenaar bij beëindiging van de dienst meer vakantieverlof heeft genoten dan waarop hij op dat tijdstip recht had, wordt op zijn bezoldiging een bedrag ingehouden dat op dezelfde wijze wordt berekend als bij de voorgaande alinea bepaald.
Artikel 5
Wordt om redenen van dienstbelang de ambtenaar van vakantieverlof teruggeroepen of een verleend verlof ingetrokken, dan ontvangt hij na overlegging van deugdelijke bewijsstukken vergoeding van de hierdoor ontstane kosten en worden hem opnieuw reisdagen toegekend.
Afdeling 2. Buitengewoon verlof
Artikel 6
Behalve vakantieverlof kan aan de ambtenaar, op zijn verzoek, buitengewoon verlof worden verleend. Onderstaande gevallen geven in het bijzonder recht op dit verlof binnen de daarbij aangegeven grenzen:
- —
huwelijk van de ambtenaar: 4 dagen;
- —
verhuizing van de ambtenaar: ten hoogste 2 dagen;
- —
ernstige ziekte van de echtgenoot: ten hoogste 3 dagen;
- —
overlijden van de echtgenoot: 4 dagen;
- —
ernstige ziekte van een bloedverwant in opgaande lijn: ten hoogste 2 dagen;
- —
overlijden van een bloedverwant in opgaande lijn: 2 dagen;
- —
huwelijk van een kind: 2 dagen;
- —
geboorte van een kind: 10 dagen, op te nemen binnen 14 weken na de geboorte;
- —
geboorte van een kind met een handicap of een ernstige ziekte: 20 dagen, op te nemen binnen 14 weken na de geboorte;
- —
overlijden van de echtgenote tijdens het moederschapsverlof: een aantal dagen dat gelijk is aan het nog resterende moederschapsverlof; wanneer de echtgenote geen ambtenaar is, worden voor de berekening van de duur van het nog resterende moederschapsverlof de bepalingen van artikel 58 van het statuut toegepast;
- —
ernstige ziekte van een kind: ten hoogste 2 dagen;
- —
bijzonder ernstige ziekte van een kind, gestaafd door een medisch attest, of opname in een ziekenhuis van een kind van ten hoogste twaalf jaar: ten hoogste vijf dagen;
- —
overlijden van een kind: 4 dagen;
- —
adoptie van een kind: 20 weken; in geval van adoptie van een gehandicapt kind: 24 weken.
De adoptie van een kind kan slechts recht geven op één periode van buitengewoon verlof, die over de adoptieouders kan worden verdeeld als beiden ambtenaar zijn. Het verlof wordt alleen toegestaan als de echtgenoot van de ambtenaar ten minste deeltijds een bezoldigde activiteit uitoefent. Als de echtgenoot buiten de instellingen van de Unie werkzaam is en recht heeft op soortgelijk verlof, wordt een overeenkomstig aantal dagen op het verlof van de ambtenaar in mindering gebracht.
Het tot aanstelling bevoegde gezag kan de adoptieouders extra buitengewoon verlof toekennen wanneer volgens de wetgeving van het land waar de adoptieprocedure plaatsvindt (een ander land dan dat van de standplaats van de ambtenaar), een verblijf ter plaatse van een van de adoptieouders vereist is.
Aan de ambtenaar die geen recht heeft op het bovenbedoelde buitengewoon verlof van 20 of 24 weken kan een buitengewoon verlof van tien dagen worden toegekend; dit extra buitengewoon verlof wordt slechts één keer per adoptie toegekend.
Bovendien kan de instelling buitengewoon verlof verlenen in het geval van bij- en nascholing, binnen de grenzen van het door de instelling krachtens artikel 24 bis, van het statuut vastgestelde bij- en nascholingsprogramma.
Buitengewoon verlof kan voorts bij wijze van uitzondering worden toegekend ingeval van buitengewoon werk dat verder gaat dan de normale verplichtingen van een ambtenaar. Dergelijk bijzonder verlof wordt toegekend ten laatste drie maanden nadat het tot aanstelling bevoegde gezag een besluit heeft genomen over de buitengewone aard van het werk van de ambtenaar.
In de zin van dit artikel wordt de ongehuwde partner van een ambtenaar als de echtgenoot beschouwd indien aan de eerste drie voorwaarden van artikel 1, lid 2, onder c), van bijlage VII is voldaan.
In geval van buitengewoon verlof krachtens deze afdeling worden, naar gelang van de behoeften, de eventuele reisdagen bij bijzonder besluit vastgesteld.
Afdeling 3. Reisdagen
Artikel 7
Ambtenaren die recht hebben op de ontheemdingstoelage of de toelage voor verblijf in het buitenland hebben elk jaar recht op twee en een halve dag bijkomend verlof om hun thuisland te bezoeken.
De eerste alinea is van toepassing op de ambtenaar van wie de standplaats op het grondgebied van een van de lidstaten is gelegen. Is de standplaats buiten dat grondgebied gelegen, dan wordt de duur van het thuisverlof naar gelang van de behoeften vastgesteld bij bijzonder besluit.