Einde inhoudsopgave
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/4.7.3
4.7.3 Stilzwijgende niet-gestanddoening
mr. T.T. van Zanten, datum 14-09-2012
- Datum
14-09-2012
- Auteur
mr. T.T. van Zanten
- JCDI
JCDI:ADS386816:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Zie Vzr. Rb. Almelo 20 januari 2009, LJN: BH1798.
Zie voor een ander voorbeeld Rb. Den Bosch 28 december 2005, JOR 2006, 137, waarin werd geoordeeld dat de curator de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van een tweetal managers had gewekt, waardoor een contractuele wederpartij van de gefailleerde er op basis van hun verklaringen vanuit mocht gaan dat een aantal projecten niet zou worden afgemaakt. In die omstandigheden was het volgens de rechtbank niet nodig de curator op de voet van art. 37 Fw een termijn te stellen om duidelijkheid te geven of hij al dan niet zou nakomen.
Niet-gestanddoening van een overeenkomst door de curator zal in de praktijk niet zelden stilzwijgend plaatsvinden, doordat de curator een gestelde termijn in de zin van art. 37 Fw ongebruikt laat verstrijken. Maar ook daarnaast is niet ondenkbaar dat in een verklaring of gedraging van de curator besloten ligt dat hij een overeenkomst niet gestand doet. Hetgeen in § 4.6.3 is opgemerkt over de situatie dat de curator stilzwijgend tot gestanddoening overgaat, geldt in deze situatie mutatis mutandis.
Illustratief is een vonnis van de Voorzieningenrechter Rechtbank Almelo van 20 januari 2009.1 In deze zaak had de schuldenaar onroerend goed verkocht aan een derde. Vóór de leveringsdatum ging hij failliet. Na enige tijd werd de curator vervangen door een andere curator, die de koper in rechte tot nakoming aansprak. De koper stelde dat de eerste curator hem reeds schriftelijk had bericht dat hij de overeenkomst niet gestand wilde doen, zodat het recht om nakoming te vorderen ingevolge art. 37 lid 1 Fw verloren was gegaan. Hij beriep zich daarbij op een brief van de eerste curator, die de volgende passage bevatte:
`Inmiddels beschik ik over meerdere taxatierapporten met betrekking tot de beide grondstukken, de opstal alsmede de woning. Zoals bekend wenst u mogelijk tot één of meerdere aankopen over te gaan. Gaarne nodig ik u uit om mij binnen tien werkdagen na dagtekening van deze brief schriftelijk per onderdeel desgewenst een bod uit te brengen. Mocht ik niet van u hebben vernomen binnen de gestelde termijn dan ga ik ervan uit dat u geen interesse heeft tot aankoop van de woning, percelen danwel opstal.'
De opvolgend curator stelde zich op het standpunt dat hieruit niet expliciet zou blijken dat zijn voorganger de overeenkomst niet gestand deed, maar de voorzieningenrechter stelde de koper in het gelijk en wees de vorderingen van de curator af. Naar zijn oordeel mocht de koper er gelet op de hiervoor geciteerde passage van uitgaan dat de curator de overeenkomst niet gestand wenste te doen en de koop dus geen doorgang zou vinden 2