RvdW 2021/539:Belaging van veertienjarig meisje gedurende bijna twee jaar, art. 285b Sr. 1. HR herhaalt overwegingen uit NJ 2020/410, inhoudende dat bijzondere voorwaarde a.b.i. art. 14c lid 2 sub 14 Sr gedrag van veroordeelde dient te betreffen. 1. Bijzondere voorwaarde dat verdachte alle afbeeldingen/filmopnames die hij van slachtoffer in bezit heeft, zal inleveren. In aanmerking genomen dat in bewijsvoering en strafmotivering naar voren komt dat verdachte o.m. door foto’s van het nog jonge slachtoffer te maken en deze op te slaan een ernstige inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer, heeft hof kennelijk geoordeeld dat verdachte uit oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid tegenover slachtoffer gehouden was — op een voor het OM te controleren wijze — zich te ontdoen van die afbeeldingen/filmopnames en dat gestelde bijzondere voorwaarde de hiertoe strekkende gedraging van verdachte betreft. Dat oordeel getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. 2. Verbeurdverklaring enkele inbeslaggenomen voorwerpen, o.a. PC en harddisk. Onder ‘het feit’ in art. 33a lid 1 Sr moet bewezenverklaarde feit worden verstaan. Oordeel hof dat bewezenverklaarde met behulp van genoemde voorwerpen is gedaan, is zonder nadere motivering niet begrijpelijk. Enkele omstandigheid dat op deze gegevensdragers afbeeldingen en filmpjes van slachtoffer zijn opgeslagen volstaat daartoe niet. Volgt vernietiging t.a.v. verbeurdverklaring inbeslaggenomen voorwerpen.