Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/543
Uit het p-v terechtzitting in h.b. blijkt niet dat aan verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het voorschrift dat in art. 311 lid 4 Sv op straffe van nietigheid is gegeven, niet in acht is genomen.
HR 11-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:681
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 mei 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/03194
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:681, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑05‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:455, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑03‑2021
Essentie
Uit het p-v terechtzitting in h.b. blijkt niet dat aan verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het voorschrift dat in art. 311 lid 4 Sv op straffe van nietigheid is gegeven, niet in acht is genomen.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/03194
Datum 11 mei 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 juni 2019, nummer 20-001074-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.