RvdW 2021/552:Witwassen twee grote geldbedragen in euro’s en in ponden (art. 420bis Sr). Zijn geldbedragen 'afkomstig uit enig misdrijf' a.b.i. art. 420bis e.v. Sr? HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2019/298 m.b.t. bewijs van bestanddeel 'afkomstig is uit enig misdrijf' in witwasbepalingen. Het oordeel van hof dat 'de resultaten van het door het OM verrichte nadere onderzoek van dien aard [zijn] dat het vermoeden van witwassen niet is ontzenuwd en dat mede op basis daarvan geen andere conclusie mogelijk is dan dat de tll. gelden onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn' is in het licht van de vastgestelde feiten en hetgeen namens verdachte is aangevoerd niet z.m. begrijpelijk. Zo heeft werkgever verdachte verklaard dat bij verdachte aangetroffen geld van bedrijf A afkomstig is en dat hij de APPRO notes heeft ondertekend, waarbij in aanmerking wordt genomen dat hof juistheid in midden heeft gelaten van door verdachte aangevoerde omstandigheid dat deel van bij hem aangetroffen geld was voorzien van bankwikkels afkomstig van NatWest Bank in Birmingham terwijl uit bankbescheiden blijkt dat A voor grote bedragen contant geld bestelt bij deze bank. In licht daarvan is ’s hofs oordeel dat verklaring van werkgever op geen enkele manier is onderbouwd niet z.m. begrijpelijk, en brengen ook door hof wel in aanmerking genomen omstandigheden dat bedragen op APPRO notes niet corresponderen met aangetroffen geldbedragen en dat deze notes niet in administratie terug te vinden zijn, nog niet mee dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat al het aangetroffen geld uit enig misdrijf afkomstig is.