Einde inhoudsopgave
Besluit kwaliteit leefomgeving
Artikel 8.74t (beoordelingsregels jachtgeweeractiviteit)
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
25-03-2024, Stb. 2024, 60 (uitgifte: 27-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2024, Stb. 2024, 61 (uitgifte: 27-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet seksuele misdrijven (20-03-2024, Stb. 59).
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit wordt alleen verleend als de aanvrager:
- a.
met goed gevolg een examen voor een jachtgeweeractiviteit heeft afgelegd dat is erkend door Onze Minister voor Natuur en Stikstof of dat is erkend door de bevoegde autoriteit van een andere staat en door Onze Minister voor Natuur en Stikstof als gelijkwaardig aan door hem erkende examens is aangemerkt;
- b.
de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;
- c.
jachthouder is van een jachtveld dat voldoet aan de daaraan gestelde eisen, bedoeld in artikel 11.76 van het Besluit activiteiten leefomgeving, en lid is van de wildbeheereenheid waarbinnen zijn jachtveld ligt, of toestemming heeft van een jachthouder met dat lidmaatschap tot uitoefening van de jacht in zijn jachtveld;
- d.
een geldig bewijs van de verzekering, bedoeld in artikel 11.78 van het Besluit activiteiten leefomgeving, heeft overgelegd;
- e.
heeft meegewerkt aan een door Onze Minister van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 6a, eerste lid, onder b, van de Wet wapens en munitie aangewezen onderzoek; en
- f.
in persoon aanwezig is geweest bij de controle door de korpschef van de op het adres van de aanvrager getroffen voorzieningen voor de opslag van wapens en munitie.
2.
Een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit wordt, ondanks voldoening aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, geweigerd, als:
- a.
er grond is om aan te nemen dat de aanvrager van de bevoegdheid een geweer en munitie voorhanden te hebben, van de bevoegdheid om de jacht uit te oefenen of van de hem toekomende bevoegdheden in het kader van het beheren van populaties van in het wild levende dieren of het bestrijden van schadeveroorzakende dieren misbruik zal maken, of zodanig gebruik zal maken dat hij een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen;
- b.
er grond is om aan te nemen dat de aanvrager nalatig zal zijn te doen wat een goed jager betaamt bij de uitoefening van de jacht;
- c.
aan de aanvrager de bevoegdheid om de jacht uit te oefenen is ontzegd bij een rechterlijke uitspraak die voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, en de tijd waarvoor die bevoegdheid is ontzegd nog niet is verstreken;
- d.
de aanvrager in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit is veroordeeld voor een strafbaar feit wegens overtreding van het bepaalde bij of krachtens de wet of wegens gedragingen als bedoeld in artikel 2.1, 2.2, 2.3, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.13, 2.14 of 2.15 van de Wet dieren, tegen hem daarvoor een strafbeschikking is uitgevaardigd of als hem wegens overtreding van het bepaalde bij of krachtens die artikelen van de Wet dieren een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 8.7 van die wet is opgelegd; of
- e.
de aanvrager in de acht jaar voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf als omschreven in de artikelen 92, 95, 95a, 108 tot en met 110, 115 tot en met 117, 121, 121a, 123 tot en met 124a, 131, 140 tot en met 141a, 142, 157, 164, 166, 168, 170, 179, 180, artikel 241, 243, 245 tot en met 250, 273f, 274, 279, 281 tot en met 282b, 284 tot en met 285b, 287 tot en met 292, 300 tot en met 303, 307, 312, 317, 350, 352 of 381 tot en met 387 van het Wetboek van Strafrecht, een misdrijf op grond van de Wet wapens en munitie of een misdrijf op grond van de Opiumwet.
3.
Voor de berekening van de periode van acht jaar, bedoeld in het tweede lid, onder e, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.
4.
Een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit wordt in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a, niet geweigerd als de aanvrager niet met gunstig gevolg een examen voor een jachtgeweeractiviteit heeft afgelegd, als hem vanwege het met gunstig gevolg behalen van een krachtens de Jachtwet erkend jachtexamen:
- a.
in de periode van 1 januari 1977 tot en met 31 maart 2002 een jachtakte als bedoeld in de Jachtwet is uitgereikt; of
- b.
in de periode van 1 april 2002 tot en met 30 september 2004 een jachtakte als bedoeld in de Flora- en faunawet is uitgereikt.
5.
Het eerste lid, aanhef en onder e en f, is niet van toepassing als de aanvrager een nog geldende omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit heeft, tenzij de toepassing van die onderdelen naar het oordeel van de korpschef noodzakelijk is voor de beoordeling of sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid, onder a.