Einde inhoudsopgave
Besluit activiteiten leefomgeving
Artikel 11.76 (eisen omvang veld bij gebruik geweer)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-12-2020, Stb. 2021, 22 (uitgifte: 21-01-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Een geweer wordt ter uitvoering van de wet alleen gebruikt op een jachtveld met:
- a.
een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 40 ha, per jachthouder die in zijn hoedanigheid als jachthouder is gerechtigd tot het uitoefenen van de jacht in dat jachtveld; en
- b.
afmetingen waarbinnen een cirkel met een straal van ten minste 150 m kan worden beschreven.
2.
Als het ook anderen dan de jachthouder of de jachtopzichter, bedoeld in artikel 11.64, eerste lid, onder d, is toegestaan om in het jachtveld de jacht uit te oefenen, wordt de aaneengesloten oppervlakte van het jachtveld vermeerderd met 40 ha per ander aan wie het is toegestaan in dat jachtveld de jacht uit te oefenen.
3.
Bij het berekenen van de oppervlakte van het jachtveld worden niet meegerekend:
- a.
gronden die liggen op een afstand van meer dan 350 m van het middelpunt van een cirkel met een straal van 150 m die het dichtst bij die gronden in het jachtveld kan worden beschreven;
- b.
andere gronden dan die, bedoeld onder a, die van het middelpunt, bedoeld onder a, uit in rechte lijn slechts bereikbaar zijn over grond die tot een ander jachtveld behoort;
- c.
openbare, verharde verkeerswegen, met uitzondering van grindwegen;
- d.
begraafplaatsen; en
- e.
de in een omgevingsplan aangewezen bebouwingscontour jacht, bedoeld in artikel 5.165a, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, en onmiddellijk aan die bebouwingscontour grenzende terreinen.
4.
Als afzonderlijke jachtvelden worden beschouwd, ook als zij grenzen aan gronden waarop het aan dezelfde persoon of personen is toegestaan de jacht uit te oefenen:
- a.
gronden als bedoeld in het derde lid, onder a of b;
- b.
delen van gronden waarbij de verbinding tussen deze delen op enig punt smaller is dan 50 m; en
- c.
delen van gronden die van elkaar worden gescheiden door een autosnelweg als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of door een water, breder dan 10 m, als de jachthouder niet is gerechtigd daarop de jacht uit te oefenen.