Einde inhoudsopgave
Wet dieren
Artikel 2.2 Houden van dieren
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
29-05-2024, Stb. 2024, 156 (uitgifte: 14-06-2024, kamerstukken: 35746)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 160 (uitgifte: 14-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
1.
Het is verboden dieren te houden die niet behoren tot door Onze Minister aangewezen diersoorten of diercategorieën.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur worden de criteria vastgesteld op grond waarvan Onze Minister diersoorten of diercategorieën, bedoeld in het eerste lid, aanwijst.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden geregeld dat het verbod, bedoeld in het eerste lid, slechts van toepassing is op één of meer dierklassen.
4.
De hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid.
5.
Het is verboden dieren te houden waarbij in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 2.25 stoffen zijn toegepast.
6.
Het is verboden bij ministeriële regeling aangewezen dieren te houden. Een dier als bedoeld in de eerste volzin wordt aangewezen indien het een gevaar kan opleveren voor mens of dier.
7.
Het is verboden dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen diersoorten of diercategorieën van het ouderdier te scheiden voordat die dieren een bij die maatregel vastgestelde leeftijd hebben bereikt.
8.
Het is houders van dieren verboden aan deze dieren de nodige verzorging te onthouden.
9.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen over het houden van dieren behorende tot bij die maatregel aangewezen diersoorten of diercategorieën.
10.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het onderwerp, bedoeld in het negende lid, voor dieren of voor dieren behorende tot bepaalde diersoorten of diercategorieën, regels worden gesteld die betrekking hebben op onder meer:
- a.
een verbod op de aanwezigheid op of in de nabijheid van een bedrijf van bepaalde:
- 1°
diervoeders;
- 2°
diergeneesmiddelen, of
- 3°
andere stoffen of materialen voor zover die een risico kunnen opleveren voor de diergezondheid, het welzijn van dieren, de volksgezondheid, het milieu of de kwaliteit van een dierlijk product;
- b.
de ruimte of het terrein waar dieren worden gehouden, waaronder:
- 1°
de afmeting, uitvoering en vormgeving;
- 2°
de wanden, de vloer en de grond;
- 3°
de voorzieningen, waaronder de voeder- en drinkwatervoorziening;
- 4°
de verlichting, luchtverversing en verwarming;
- 4a°
de brandveiligheid;
- 5°
het onderbrengen of afzonderen van zieke dieren, dieren die mogelijk met een besmettelijke ziekteverwekker zijn besmet, of dieren met een bepaalde gezondheidstoestand;
- 6°
de afrasteringen en beschutting, en
- 7°
de ligging ten opzichte van onroerende zaken en ruimten waar zich mensen kunnen bevinden;
- c.
de wijze waarop dieren worden gehouden, waaronder:
- 1°
het vastleggen of aangebonden houden van dieren;
- 2°
het gescheiden houden van dieren, al naar gelang de leeftijd, het geslacht of de soort;
- 3°
het groeperen van dieren;
- 4°
het aantal dieren dat in één ruimte wordt gehouden, en
- 5°
de ruimte waarover dieren kunnen beschikken;
- d.
de verzorging, de behandeling, het africhten, de voedering en de drenking van dieren;
- e.
het gebruik en de bewaring van bepaalde diervoeders of bepaalde diergeneesmiddelen, alsmede een verbod daarop;
- f.
de bestrijding van organismen die schadelijk zijn voor de gezondheid of het welzijn van dieren;
- g.
de reiniging en ontsmetting van ruimten en aanwezige gereedschappen en andere instrumenten of uitrustingen waarmee dieren in aanraking kunnen komen;
- h.
het opslaan van kadavers buiten de nabijheid van dieren;
- i.
het bijeenbrengen, het aanvoeren en het afvoeren van dieren;
- j.
de bedrijfsbegeleiding door een dierenarts;
- k.
de bij de houder, de personen die bij hem in dienst zijn en de personen die voor hem diensten verrichten aanwezige kennis over het houden van dieren;
- l.
het bijhouden, overleggen, controleren, bewaren en melden van gegevens, onder meer over:
- 1°
dieren, waaronder de gezondheidstoestand, geboorte- en sterftegevallen;
- 2°
bezoekers van bedrijven, en vervoermiddelen;
- 3°
de herkomst, bestemming of verplaatsing van dieren, en
- 4°
de herkomst, ontvangst, bereiding, bewerking, verwerking en verdere behandeling, opslag en bewaring van diervoeders en diergeneesmiddelen, alsmede het gebruik van diervoeders, onderscheidenlijk het toepassen van diergeneesmiddelen;
- m.
de te verrichten onderzoeken bij dieren of in ruimten of op terreinen en gebieden waar dieren kunnen worden gehouden, naar de aanwezigheid van besmettelijke dierziekten, zoönosen, ziekteverschijnselen, ziekteverwekkers of organismen die drager van een ziekteverwekker kunnen zijn, of naar de werking van vaccins;
- n.
hygiëne, het voorkomen van de verspreiding van dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen, en het weren van ziekteverwekkers;
- o.
de behandeling en aanbieding voor onderzoek van doodgeboren of gestorven dieren, levende dierlijke producten, onvoldragen vruchten of nageboorten;
- p.
de gevallen waarin een dierenarts of een ander persoon die is toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van een diergeneeskundige handeling, wordt geconsulteerd;
- q.
de voorwaarden waaronder, met betrekking tot de wijze waarop dieren worden gehouden op het bedrijf een bij of krachtens de maatregel aangewezen exclusieve aanduiding mag worden gebruikt, en
- r.
een verbod op het houden van bepaalde diersoorten, diercategorieën, of een bepaald dier, indien niet is voldaan aan ten aanzien van dat dier of die dieren gestelde regels als bedoeld in de onderdelen b tot en met q.
11.
Het bepaalde krachtens het tiende lid, onderdeel e, is tevens van toepassing ten aanzien van andere dan gehouden dieren.
12.
Het is houders van dieren die bedrijfsmatig worden gehouden met het oog op de productie van dierlijke producten verboden om die dieren permanent de mogelijkheid te onthouden te voorzien in de voor de desbetreffende diersoort of diercategorie bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gedragsbehoeften.