Het deskundigenadvies in de civiele procedure
Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/7.5.2.2:7.5.2.2 Geen marginale toetsing van een deskundigenadvies
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/7.5.2.2
7.5.2.2 Geen marginale toetsing van een deskundigenadvies
Documentgegevens:
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS445009:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Hugenholtz/Ileemskerk 2006, nr. 92.
HR 19 oktober 2007, LJN BB5172.
Bijv. Rb. Den Haag 31 oktober 1939, NJ 1940, 449; Rb. Arnhem 3 oktober 2007, LJN BB5473; Rb. Arnhem 10 oktober 2007, LJN BB5995, JA 2008, 26, m.nt. G. de Groot; Rb. Leeuwarden sector kanton 29 november 2007, LJN BC0030; Rb. Arnhem 9 april 2008, LJN BC9922, Rb. Arnhem 16 juli 2008, LJN BD8704.
HR 19 oktober 2007, LJN BB5172.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De rechter mag de beslissing van het geschil niet geheel of gedeeltelijk delegeren aan een deskundige.1 Hij dient de betekenis van een deskundigenadvies voor het bewijs vol te toetsen. Een feit mag (pas) bewezen worden geacht wanneer de rechter van de waarheid van het feit overtuigd is geraakt. Dit is niet anders doordat de bewijswaardering is overgelaten aan de rechter in feitelijke instantie (art. 152 lid 2 Rv). De vrijheid in de bewijswaardering heeft betrekking op het gewicht dat de rechter aan bewijsmateriaal toekent, en niet op de maatstaf om een feit bewezen te achten. De rechterlijke beslissing na deskundigenadvies moet worden voorzien van een motivering waaruit de overtuiging van de rechter blijkt, zoals in par. 7.5.3 nader aan de orde komt. In 2007 heeft de Hoge Raad overwogen dat de rechter bij de beantwoording van de vraag of hij in de beslissing de conclusies zal volgen waartoe een deskundige in zijn rapport is gekomen, alle terzake door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking dient te nemen, en dat hij op basis van de stellingen van partijen in volle omvang dient te toetsen of er aanleiding is om van de conclusie van het deskundigenadvies af te wijken.2
Marginale toetsing van een deskundigenadvies volstaat dus niet, ook al lijkt dat wel eens over het hoofd te worden gezien.3 Een misverstand op dit punt kan gemakkelijk door de woordkeuze ontstaan. Zo heeft de Hoge Raad in zijn hierna nog te bespreken arrest in de zaak Nieuw Vredenburgh/NHL 'overtuigend voorkomen' gebruikt in plaats van 'overtuigd raken':
`(...) Indien de rechter in een dergelijk geval de zienswijze van de door hem aangewezen deskundige volgt, zal de rechter zijn beslissing in het algemeen niet verder behoeven te motiveren dan door aan te geven dat de door deze deskundige gebezigde motivering zeker als deze vooral is gebaseerd op bijzondere kennis, ervaring en/of intuïtie, hem overtuigend voorkomt. (...)'
Hier wordt 'voorkomen' gebruikt in de betekenis die Van Dale 'toeschijnen' noemt. Zodoende kan worden gedoeld op een lichtere graad van overtuiging dan algemeen gebruikelijk is in het civiele bewijsrecht. De maatstaf voor een bewezenverklaring is immers of de rechter door het in een zaak voorhanden bewijsmateriaal met een redelijke mate van zekerheid overtuigd is van de waarheid van een te bewijzen feit. Deze maatstaf ligt zozeer in het hart van het civiele bewijsrecht, dat het weinig voor de hand ligt dat de Hoge Raad ervan heeft willen afwijken. Het gebruik van de woorden 'overtuigend voorkomt' moet wellicht worden beschouwd als een begrip waarin de redelijke mate van zekerheid wordt geïncorporeerd in de overtuiging. Het arrest uit 20074 laat in ieder geval zien dat niet met een lagere graad van overtuiging mag worden volstaan, ook niet als het moeilijk is voor de rechter — die een deskundige inschakelt omdat hij over diens kennis en ervaring niet beschikt — om een deskundigenadvies inhoudelijk te beoordelen.