Het deskundigenadvies in de civiele procedure
Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/7.5.2.0:Verhandeling
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/7.5.2.0
Verhandeling
Documentgegevens:
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS448721:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 8 maart 1901, W7577.
HR 27 november 1846, W 790; HR 11 februari 1859, W2034. In gelijke zin Hof Amsterdam 30 juni 1892, W 6233. In deze arresten van de Hoge Raad werden cassatiemiddelen verworpen van de strekking dat aan een deskundigenbericht geen bewijskracht kon worden toegekend op de grond dat het niet was opgenomen in de opsomming van de bewijsmiddelen in art. 1903 BW 1838.
Van Boneval Faure 1983, W-1, p. 70.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De rechter hoefde volgens art. 236 Rv 1838 de zienswijze van de deskundige niet te volgen, als die met zijn overtuiging streed.1 Hij mocht een deskundigenbericht aan zijn beslissing ten grondslag leggen, als hij door het deskundigenbericht overtuigd was geraakt van de waarheid van bepaalde feiten.2 Volgens Van Boneval Faure was de rechter die de zienswijze van de deskundige overtuigend vond, zelfs gehouden het deskundigenadvies aan zijn uitspraak ten grondslag te leggen.3 In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de totstandkoming van de overtuiging van de rechter.