Ktg. Heerenveen, 29-11-2007, nr. 218866/CVEXPL07-968
ECLI:NL:RBLEE:2007:BC0030
- Instantie
Kantongerecht Heerenveen
- Datum
29-11-2007
- Zaaknummer
218866/CVEXPL07-968
- LJN
BC0030
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLEE:2007:BC0030, Uitspraak, Rechtbank Leeuwarden, 29‑11‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 629a Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
JIN 2008/718
JIN 2008/770
JAR 2008/27 met annotatie van Dr. M.S.A. Vegter
Uitspraak 29‑11‑2007
Inhoudsindicatie
Aanvulling verzekeringsarts op grond van het bepaalde in 7: 629a lid 5 BW. De kantonrechter is van oordeel dat met deze aanvulling de twijfel die bestond met betrekking tot de vraag of de verzekeringsarts de maagklachten wel voldoende in de beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid van werknemer had betrokken, is weggenomen. Bij het oordeel van de verzekeringsarts van het UWV dat werknemer zijn werkzaamheden per 1 maart 2006 had kunnen verrichten zijn, zo blijkt, alle klachten van werknemer betrokken, derhalve ook zijn maagklachten.
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Heerenveen
zaak-/rolnummer: 218866 \ CV EXPL 07-968
vonnis van de kantonrechter d.d. 29 november 2007
inzake
[eiser],
hierna te noemen: [eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procederende met toevoeging,
gemachtigde: mr. B. van Dijk, werkzaam bij Tiebout Advocaten,
tegen
de naamloze vennootschap Caparis NV,
hierna te noemen: Caparis,
gevestigd te Drachten,
gedaagde,
procederende in persoon, vertegenwoordigd door mr. K. van der Boom, bedrijfsjuriste.
Procesverloop
1. Ingevolge het tussenvonnis van 23 augustus 2007 heeft de verzekeringsarts van het UWV, M. Niemeijer, haar deskundigenbericht van 4 april 2006 betreffende de arbeids(on)geschiktheid van [eiser] nader schriftelijk toegelicht. Na een akte uitlaten na deskundigenbericht aan beide zijden, is wederom vonnis bepaald op de stukken.
Motivering
2 De kantonrechter neemt hier over hetgeen hij heeft overwogen en beslist bij tussenvonnis van 23 augustus 2007
In dat vonnis heeft de kantonrechter onder meer overwogen dat de loonvorderingen van [eiser] over de perioden in 2004 en 2005 als ongegrond zullen worden afgewezen.
Ten aanzien van de vraag of [eiser] vanaf 1 maart 2006 arbeidsongeschikt was, heeft de kantonrechter als volgt overwogen:
"Hoewel de verzekeringsarts eveneens tot het oordeel komt dat [eiser] op 1 maart 2006 zijn werkzaamheden had kunnen verrichten, laat de duidelijkheid van deze geneeskundige verklaring te wensen over. [eiser] heeft ter gelegenheid van de zitting in kort geding uitvoerig toegelicht dat hij bij de verzekeringsarts zijn maagzweer en de door hem in verband daarmee gebruikte medicijnen aan de orde heeft gesteld. De verklaring van de verzekeringsarts spreekt echter van "beperking van de belastbaarheid" en "rugsparend licht werk". Daarmee is niet uitgesloten dat de verzekeringsarts de maagklachten niet of onvoldoende in de beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid heeft betrokken. De kantonrechter is van oordeel dat deze duidelijkheid in het kader van deze bodemprocedure wel verschaft dient te worden.".
3. De deskundige, M. Niemeijer, verzekeringsarts bij het UWV, is vervolgens opgedragen het deskundigenbericht van 4 april 2006 nader toe te lichten.
Mevrouw Niemeijer heeft hierop als volgt schriftelijk gereageerd:
"Omdat de werknemer maagklachten als reden gaf van de ziekmelding op 1-1-03 (ktr.: bedoeld zal zijn 1-3-06) kan het niet anders dan dat mijn onderzoek vooral daarop gericht was. Naast een spreekuurbezoek van ongeveer een uur, op 31-3-06, heb ik de huisarts gebeld op 4-4-06. Ik vroeg om de visie van de huisarts en de meeste recente (medio februari) uitkomst van het specialistische scopie onderzoek betreffende de maagklachten. Op mijn verzoek stuurde de huisarts mij bovendien een kopie van dit verslag van internist R. Daling. Dit verslag van het maagonderzoek was gedateerd 13-2-06. De bedrijfsarts kon ik telefonisch niet bereiken. Op basis van alle gegevens kwam ik tot de conclusie dat er op de geschildatum er geen medische reden was woordoor (ktr.: bedoeld zal zijn waardoor) de werknemer zijn werk niet zou kunnen doen.".
De kantonrechter is van oordeel dat hiermee de twijfel die bestond met betrekking tot de vraag of de verzekeringsarts de maagklachten wel voldoende in de beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid van [eiser] had betrokken, is weggenomen. Bij het oordeel van de verzekeringsarts van het UWV dat [eiser] zijn werkzaamheden per 1 maart 2006 had kunnen verrichten zijn, zo blijkt, alle klachten van [eiser] betrokken, derhalve ook zijn maagklachten.
4. [eiser] heeft bij akte nog aangevoerd dat de deskundige ook de opgevraagde en verkregen informatie had dienen over te leggen. De kantonrechter kan deze stelling niet volgen. Het overleggen van deze stukken maakt het oordeel van de deskundige immers niet anders, terwijl het niet aan de kantonrechter is om te toetsen of de deskundige op basis van die medische gegevens wel tot haar oordeel had kunnen komen.
Ook de stelling van [eiser] dat niet duidelijk is of met name gekeken is naar de maagklachten danwel naar de rugklachten volgt de kantonrechter niet. De vraag was of de verzekeringsarts de maagklachten in voldoende mate bij haar beoordeling had betrokken. Dat dat gebeurd is, blijkt genoegzaam uit de overgelegde toelichting.
5. Dit betekent dat ook de loonvordering van [eiser] over de periode 1 maart tot en met 3 mei 2006 eveneens als ongegrond zal worden afgewezen.
6. [eiser] heeft zijn vorderingen deels gegrond op artikel 7: 629a lid 1 BW. Gelet op het bepaalde in artikel 7: 629a lid 6 zal de kantonrechter [eiser] niet veroordelen in de kosten aan de zijde van Caparis. Anders dan Caparis meent, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] geen onredelijk gebruik maakt van het procesrecht. Derhalve zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [eiser] af;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 41