Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.5.2:8.5.2 Adviezen van de jeugdreclassering
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.5.2
8.5.2 Adviezen van de jeugdreclassering
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Dit percentage is niet per se representatief voor de gehele voorlopige hechtenispraktijk van minderjarigen in Nederland (zie par. 6.3.1, 6.3.2 en 6.7.3).
Zoals in paragraaf 8.5.1.1 en 8.5.1.2 is beschreven, is de aanwezigheid en rol van de jeugdreclasseerder bij de voorgeleiding in dergelijke gevallen (mede) afhankelijk van de afgesproken rolverdeling tussen de jeugdreclassering en de Raad in de praktijk van het betreffende arrondissement.
Interview jeugdreclasseerder C.
Vgl. artikel 493, derde lid Sv.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De jeugdreclassering heeft tijdens de geobserveerde voorgeleidingen en raadkamerzittingen 154 keer een (mondeling) advies uitgebracht over de schorsing van de voorlopige hechtenis: 78 keer is geadviseerd om de voorlopige hechtenis te schorsen en 76 keer om de voorlopige hchtenis (nog) niet te schorsen. Van deze adviezen is circa 80% gevolgd door de rechter-commissaris en raadkamer.1
In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de wijze waarop de jeugdreclassering inhoudelijk tot haar (pre-)adviezen over de schorsing en schorsingsvoorwaarden komt en welke factoren hierin een rol kunnen spelen. Tijdens de interviews wordt door verschillende jeugdreclasseerders gesteld dat de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming vaak op één lijn zitten voor wat betreft het advies over de schorsing en de schorsingsvoorwaarden. Dit kwam ook naar voren tijdens de geobserveerde voorgeleidingen en raadkamerzittingen. Het is dan ook niet verassend dat uit de analyse van de bevindingen uit het observatieonderzoek volgt dat bij de (mondelinge) advisering door de jeugdreclassering soortgelijke factoren een rol spelen als in de advisering van de Raad, zoals beschreven in paragraaf 8.4.2.
Het is evenwel de jeugdreclassering die de schorsing uiteindelijk moet gaan uitvoeren, rechtstreeks met de minderjarige en zijn ouders moet gaan (samen)werken en de schorsingsvoorwaarden moet gaan handhaven. Dit werkt door in de wijze waarop de jeugdreclassering de advisering over de schorsing en de bijzondere voorwaarden benadert: de jeugdreclassering beoordeelt of, en zo ja, onder welke voorwaarden een schorsing verantwoord is met het oog op zowel de maatschappelijke belangen – met name het recidivegevaar – als het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarige en legt daarbij een sterk accent op de (praktische) uitvoerbaarheid c.q. haalbaarheid van een schorsing en eventuele bijzondere voorwaarden en de begeleidbaarheid van de minderjarige (en ouders) tijdens de schorsing, alsook op de (pedagogische) wenselijkheid van een schorsing en eventuele bijzondere voorwaarden in het licht van het hulpverleningstraject dat de jeugdreclassering voor ogen heeft voor de betreffende minderjarige.
De wijze waarop een advies van de jeugdreclassering over de schorsing en schorsingsvoorwaarden tot stand komt, is echter sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval (vgl. par. 8.5.1.1 en 8.5.1.2). Zo blijft de inbreng van de jeugdreclasseerder die aanwezig is bij een voorgeleiding van een minderjarige, die op dat moment nog niet onder jeugdreclasseringsbegeleiding staat, veelal beperkt tot het hardop meedenken over de mogelijkheden voor een eventuele schorsing op basis van de informatie uit de raadsrapportage en hetgeen tijdens de voorgeleiding door de overige aanwezigen naar voren wordt gebracht.2 In een dergelijk geval is de ‘advisering’ vooral gebaseerd op – wat één van de respondenten noemt – “voelsprietenwerk” van de jeugdreclasseerder.3 In andere gevallen kan het schorsingsadvies van de jeugdreclassering daarentegen stevig zijn gefundeerd op een gedetailleerd uitgewerkt schorsingsplan dat de jeugdreclasseerder op basis van eigen onderzoek en in samenspraak met de minderjarige, ouders en een gedragsdeskundige van de jeugdreclassering op schrift heeft gesteld.
De (pre-)adviesrol die de jeugdreclassering in de praktijk heeft bij voorgeleidingen en raadkamerzittingen blijft niet beperkt tot de schorsing en de bijzondere voorwaarden: de jeugdreclassering kan ook (pre-)adviseren over de wenselijkheid en haalbaarheid van alternatieve vormen van tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis, zoals nachtdetentie en huisarrest.4 Tegen deze achtergrond wordt in het navolgende nader ingegaan op de inhoudelijke uitgangspunten en factoren die een rol kunnen spelen in de adviezen van de jeugdreclassering over de schorsing (par. 8.5.2.1), de bijzondere schorsingsvoorwaarden (par. 8.5.2.2) en de alternatieve tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis (par. 8.5.2.3).
8.5.2.1 Advies over schorsen8.5.2.2 Advies over schorsingsvoorwaarden8.5.2.3 Advies over alternatieve tenuitvoerlegging voorlopige hechtenis