Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/413
Wet Bopz. Voorlopige machtiging. Horen van betrokkene, art. 8 lid 1 Wet Bopz (oud). Bereidheid betrokkene om zich te doen horen.
HR 20-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:474
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 maart 2020
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, T.H. Tanja-van den Broek, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/05734
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:474, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑03‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:45, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑01‑2020
Essentie
Wet Bopz. Voorlopige machtiging. Horen van betrokkene, art. 8lid 1 Wet Bopz (oud). Bereidheid betrokkene om zich te doen horen.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 19/05734
Datum 20 maart 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: M.E. Bruning,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
Conclusie
Conclusie A-G mr. M.L.C.C. Lückers:
1. Feiten en procesverloop
1.1
De officier van justitie heeft bij verzoekschrift, op 5 augustus 2019 ingekomen ter griffie van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.