De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd
Einde inhoudsopgave
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/17.5.2:17.5.2 Invoering kennelijke onredelijkheidstoetsing
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/17.5.2
17.5.2 Invoering kennelijke onredelijkheidstoetsing
Documentgegevens:
mr. R.F. Kötter, datum 30-09-2010
- Datum
30-09-2010
- Auteur
mr. R.F. Kötter
- JCDI
JCDI:ADS388429:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In § 14.7 en § 14.8 van dit boek heb ik gepleit voor het van toepassing verklaren van de kennelijke onredelijkheidstoets (art. 7:681 BW) op de opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd. Daarbij heb ik mij op het standpunt gesteld dat deze toetsingsmogelijkheid een duidelijke basis verschaft voor zowel de inhoudelijke beoordeling van het ontslag als de mogelijkheden tot het verkrijgen van schadevergoeding.
Artikel 7:676 lid 2 BW verklaart de kennelijke onredelijkheidstoets buiten toepassing in het geval van opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd. Ook de mogelijkheid van de rechter om de werkgever die schadeplichtig is geworden, omdat hij onregelmatig of op kennelijk onredelijke wijze heeft opgezegd, te veroordelen tot herstel van de dienstbetrekking, wordt door het tweede lid van artikel 7:676 BW uitgesloten.
Om de kennelijke onredelijkheidstoets op de opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd van toepassing te verklaren, is het noodzakelijk dat het tweede lid van artikel 7:676 BW komt te vervallen. Indien de tekst van artikel 7:676 lid 2 BW geheel zou komen te vervallen, zou daardoor de mogelijkheid voor de rechter herleven om op grond van de in artikel 7:682 BW genoemde situaties de werkgever tot herstel van de dienstbetrekking te veroordelen. Bij een proeftijdontslag acht ik dit praktisch ongewenst. In geval van toepasselijkheid van de kennelijke onredelijkheidstoets bij opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd dient dan ook het bepaalde in artikel 7:682 BW om die reden buiten toepassing te worden verklaard. In dat geval zou de werkgever immers de arbeidsovereenkomst na herstel vrij snel weer kunnen beëindigen op grond van de hem in artikel 7:676 lid 1 BW gegeven bevoegdheid om de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd met onmiddellijke ingang op te zeggen. In de praktijk zal daarom worden gekozen voor de mogelijkheid om de werkgever tot schadevergoeding te veroordelen in geval van kennelijke onredelijke opzegging tijdens de proeftijd. Integrale schrapping van artikel 7:676 lid 2 BW geniet dan ook mijn voorkeur.