177 Voldoende toegang tot de rechter ingeval van passeren bewijsaanbod?

Het belang van verweerder die een bevrijdend verweer voert dat hij zijn stellingen in rechte aannemelijk kan maken, mag niet per definitie ondergeschikt worden gemaakt aan efficiencyoverwegingen. Ook verweerder moet adequaat gelegenheid krijgen om alles wat voor de beoordeling van zijn positie van belang kan zijn, aan de rechter voor te houden.1

In het verlengde van de waarschuwing van Huydecoper dat niet te lichtvaardig de conclusie mag worden getrokken dat niet is voldaan aan de (nadere) stelplicht, geldt evenzeer dat de conclusie dat een bewijsaanbod niet ter zake dienend is, ertoe kan leiden dat de rechter niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van een bevrijdend verweer.2

De Hoge Raad greep dan ook in een specifiek geval in en nuanceerde de vereisten die gelden voor de stelplicht van een bevrijdend verweer om toegelaten te worden tot bewijs van de stellingen: het betreft het in de volgende subparagraaf behandelde arrest Dexia/Overduin.3 Onder specifieke omstandigheden worden minder strenge eisen gesteld aan de stelplicht.