Zie A.J.A. Van Dorst, Cassatie in strafzaken, 9e druk, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 39. Zie ook HR 22 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2750 en de conclusie van A-G Hofstee voor HR 5 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:308.
HR, 21-06-2022, nr. 20/02822
ECLI:NL:HR:2022:914
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21-06-2022
- Zaaknummer
20/02822
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:914, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑06‑2022; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2020:6760
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:580
ECLI:NL:PHR:2022:580, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 10‑05‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:914
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑06‑2022
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit hennepteelt. Ontvankelijkheid cassatieberoep, wijze van instellen cassatieberoep, art. 449.1 Sv. Is op rechtsgeldige wijze beroep in cassatie ingesteld, nu raadsman schriftelijke bijzondere volmacht tot instellen cassatieberoep binnen beroepstermijn naar strafgriffie HR i.p.v. strafgriffie hof heeft verzonden? HR: Op redenen vermeld in CAG is beroep n-o. CAG: De raadsman van betrokkene heeft binnen de beroepstermijn naar strafgriffie van HR een faxbericht inhoudende een bijzondere volmacht tot het instellen van cassatie verstuurd. Dit betreft echter niet ‘de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven’ a.b.i. art. 449.1 Sv. Van advocaat mag worden verwacht dat hij bij instellen van rechtsmiddel de juiste weg bewandelt. Aldus heeft betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn beroep in cassatie ingesteld. Betrokkene n-o. Samenhang met 20/02821.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/02822 P
Datum 21 juni 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 augustus 2020, nummer 21-006324-19, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de betrokkene.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft S. Ben Tarraf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad kan het cassatieberoep van de betrokkene niet in behandeling nemen. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5 tot en met 8 en 10.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2022.
Conclusie 10‑05‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Profijtontneming. Het advies houdt in dat het cassatieberoep te laat is ingesteld. Samenhang met 20/02821.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/02822 P
Zitting 10 mei 2022
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de betrokkene.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft bij uitspraak van 28 augustus 2020 de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 8.462,87 en aan de betrokkene ter ontneming van dat voordeel de verplichting opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de staat. Het hof heeft voorts de maximale duur van de gijzeling bepaald op 60 dagen.
Er bestaat samenhang met de zaak 20/02821. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de betrokkene. Mr. S. Ben Tarraf, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Voorafgaand aan de bespreking van het middel dient de vraag naar de ontvankelijkheid van het cassatieberoep aan de orde te worden gesteld.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 14 augustus 2020 is de betrokkene aldaar samen met zijn raadsman verschenen. Het hof heeft vervolgens, zoals aldaar aangekondigd, op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan. Dit brengt mee dat het cassatieberoep op grond van art. 511h jo. art. 432, eerste lid, onder b, Sv binnen veertien dagen na de uitspraak van het hof en dus uiterlijk 11 september 2020 kon worden ingesteld.
De ‘akte cassatie’ vermeldt dat het cassatieberoep is ingesteld op 14 september 2020 door een daarin genoemde administratief ambtenaar bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ‘blijkens de aan deze akte gehechte bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde van’ betrokkene. Aan de ‘akte cassatie’ zit een faxbericht ‘bijzondere volmacht’ en bijbehorend ‘Communicatie Resultatenrapport’ gehecht. Dit faxbericht is afkomstig van mr. Thomas, de raadsman die de betrokkene in hoger beroep heeft bijgestaan. Het faxbericht is gedateerd op 8 september 2020 en geadresseerd aan de strafgriffie van de Hoge Raad der Nederlanden. Uit het ‘Communicatie Resultatenrapport‘ kan worden afgeleid dat het bericht op ‘8. Sep. 2020’ om ‘13:32’ is verstuurd naar het faxnummer ‘0707530352’; dat is het faxnummer van de strafgriffie van de Hoge Raad.
In HR 8 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:856, NJ 2014/231 was de vraag aan de orde of het hof de verdachte terecht niet-ontvankelijk had verklaard in zijn hoger beroep. Uit het arrest en de conclusie van A-G Vegter kan worden afgeleid dat de verdachte binnen veertien dagen na 27 augustus 2012 hoger beroep kon instellen en dat de (gemachtigde) advocaat de griffier bij het hof bij faxbericht op 10 september 2012 had gemachtigd om hoger beroep in te stellen. De gemachtigde advocaat had vervolgens op 13 september 2012 (en derhalve na het verstrijken van de appeltermijn) alsnog hoger beroep ingesteld bij de griffie van de juiste instantie. Uw Raad overwoog:
‘2.3. Ingevolge art. 449, eerste lid, Sv wordt hoger beroep ingesteld door een verklaring, af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt, op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven. Dit geldt ook indien het gaat om een verklaring, af te leggen door een daartoe door de raadsman van de verdachte schriftelijk gevolmachtigde griffiemedewerker. Die volmacht moet dan wel zijn verleend aan een medewerker van de griffie van het gerecht door hetwelk de beslissing waarvan beroep is gegeven. Het gaat hier, in ieder geval wat betreft een advocaat, niet om een onredelijke eis.
2.4. Uit het vorenoverwogene volgt dat het Hof de verdachte terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep op de grond dat dit beroep eerst na het verstrijken van de appeltermijn ter griffie van de juiste instantie is ingesteld. De enkele omstandigheid dat – naar is gesteld – de raadsman binnen die termijn een schriftelijke volmacht heeft verzonden naar de griffie van een ander gerecht, leidt dus niet tot een ander oordeel.’
8. De raadsman van de betrokkene heeft binnen de beroepstermijn naar de strafgriffie van de Hoge Raad een faxbericht inhoudende een bijzondere volmacht tot het instellen van cassatie verstuurd. Dit betreft echter niet ‘de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven’ (art. 449 Sv). In het geval de verdachte niet op de juiste wijze een rechtsmiddel heeft ingesteld, is dat niet altijd fataal.1.Het ligt evenwel anders indien een advocaat niet op de juiste wijze het rechtsmiddel heeft aangewend.2.Van een advocaat mag worden verwacht dat hij bij het instellen van een rechtsmiddel de juiste weg bewandelt.
9. Het ligt naar het mij voorkomt niet in de rede wijziging in deze stand van zaken te brengen. Art. 6:15 Awb formuleert een doorzendplicht.3.Een dergelijke bepaling ontbreekt in de regeling van het instellen van rechtsmiddelen in het Wetboek van Strafvordering.4.Met Uw Raad meen ik dat het geldend recht op dit punt aan de raadsman geen onredelijke eis stelt. Ik attendeer er in dat verband nog op dat bij de vaststelling van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht als bedoeld in het derde lid van art. 6:15 Awb wel betekenis wordt gehecht aan de omstandigheid dat het bezwaar- of beroepschrift door een professionele rechtshulpverlener is ingediend.5.
10. Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn beroep in cassatie heeft ingesteld, kan de betrokkene in het beroep niet worden ontvangen. In dat licht zie ik van een bespreking van het middel af. In het geval Uw Raad anders over de ontvankelijkheid oordeelt, ben ik graag bereid aanvullend te concluderen.
11. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑05‑2022
Vgl. in dit verband ook HR 3 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:137. In deze zaak was door de raadsman de schriftuur houdende middelen van cassatie naar het Paleis van Justitie te Den Haag verzonden waarna de schriftuur was doorgezonden naar de Hoge Raad. De schriftuur was pas na het verstrijken van de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad binnen gekomen. Uw Raad oordeelde dat de verdachte in het beroep niet kon worden ontvangen. Zie ook de conclusie van A-G Harteveld voorafgaand aan HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2204 (art. 81 RO).
Genoemd artikel houdt onder meer in: 1. Indien het bezwaar- of beroepschrift wordt ingediend bij een (…) onbevoegde bestuursrechter, wordt het, onder vermelding van de datum van ontvangst, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. 2. (…). 3. Het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan is bepalend voor de vraag of het bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend, behoudens in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht
Zie HR 22 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:752, NJ 2018/265. Een doorzendplicht bestaat wel bij het verzet tegen een strafbeschikking (art. 257e, tweede lid, Sv). In het ambtelijk concept van het nieuwe Wetboek van Strafvordering komt geen doorzendplicht voor. Instelling langs elektronische weg staat voorop (concept-art. 5.2.2). Zie Ambtelijke versie juli 2020 Wetboek van Strafvordering (https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/publicaties/2020/07/30/ambtelijke-versie-juli-2020-wetsvoorstel-wetboek-van-strafvordering/Ambtelijke+versie+juli+2020+wetsvoorstel+Wetboek+van+Strafvordering.pdf).
Vgl. HR 12 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1173, 1185, 1193.