Met ingang van 1 maart 2017 is de regel van het toezenden van processtukken aan de raadsman te vinden in art. 48 Sv (Wet van 20 februari 2017, Stb. 2017/66). In de schriftuur wordt de klacht gestoeld op die bepaling en dat is niet juist, maar ook niet fataal omdat de inhoud van de regel van art. 51 oud Sv is behouden in het gewijzigde art. 48 Sv.
HR, 22-05-2018, nr. 16/04704
ECLI:NL:HR:2018:752
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-05-2018
- Zaaknummer
16/04704
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:752, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑05‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:491
ECLI:NL:PHR:2018:491, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑03‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:752
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑05‑2017
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0223
NbSr 2018/211
Uitspraak 22‑05‑2018
Inhoudsindicatie
Art. 416.2 Sv (dubbel verstek) na veroordeling t.z.v. rijden na vordering tot overgifte rijbewijs, overtreding art. 9.7 WVW 1994. Aan cassatieschriftuur gehechte stelbrief van raadsman gericht aan ander Hof niet bij stukken, art. 51 (oud) Sv, thans art. 48 Sv. Doorzendplicht wanneer raadsman stelbrief naar verkeerde instantie heeft gestuurd? Middel berust op opvatting dat een door een rechtsgeleerd raadsman (abusievelijk) aan strafgriffie van ander gerecht (Hof Arnhem-Leeuwarden te Arnhem) dan gerecht waar de zaak van verdachte in h.b. dient (Hof Den Haag), verzonden stelbrief a.b.i. art. 39 (oud) Sv, door ontvangende strafgriffie moet worden doorgezonden naar strafgriffie van het juiste gerecht, zodat ervan dient te worden uitgegaan dat mr. A zich met zijn brief gericht aan sector strafrecht van Hof Arnhem-Leeuwarden te Arnhem, op juiste wijze als raadsman heeft gesteld. Die opvatting vindt echter geen steun in het recht.
Partij(en)
22 mei 2018
Strafkamer
nr. S 16/04704
SSA/SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 10 juni 2016, nummer 22/000049-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H. Raza, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
2.2.
De op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken houden niets in waaruit kan volgen dat voor de behandeling van de zaak van de verdachte op 10 juni 2016 ter terechtzitting van het Gerechtshof Den Haag een afschrift van de dagvaarding in hoger beroep aan een voor de verdachte optredende raadsman is gezonden. Het moet er daarom voor worden gehouden dat dit niet is geschied. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is aldaar noch de verdachte noch een raadsman verschenen. Vervolgens heeft het Hof de verdachte met toepassing van art. 416, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep.
2.3.
Ter ondersteuning van de stelling dat in hoger beroep art. 51 (oud) Sv niet is nageleefd, is aan de cassatieschriftuur gehecht onder meer een afschrift van een brief van 6 januari 2016 van mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam, gericht aan de sector strafrecht van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te Arnhem, onder vermelding van het parketnummer in eerste aanleg van de strafzaak tegen de verdachte (96/112042-15). Deze brief houdt in dat mr. Durdu zich wenst te stellen als raadsman van de verdachte met het verzoek hem de procestukken te doen toekomen.
2.4.
In aanmerking genomen dat het vonnis in eerste aanleg is gewezen door de Politierechter in de Rechtbank Rotterdam diende de raadsman ingevolge art. 39, eerste lid, (oud) Sv van zijn optreden als zodanig kennis te geven aan de Griffier van het Gerechtshof Den Haag. Noch de schriftuur noch de aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding houden iets in waaruit kan volgen dat voormelde brief door de raadsman is verzonden naar de Griffier van het Gerechtshof Den Haag en door deze is ontvangen.
2.5.
Het middel berust op de opvatting dat een door een rechtsgeleerd raadsman (abusievelijk) aan de strafgriffie van een ander gerecht dan het gerecht waar de zaak van de verdachte in hoger beroep dient, verzonden stelbrief als bedoeld in art. 39 (oud) Sv, door de ontvangende strafgriffie moet worden doorgezonden naar de strafgriffie van het juiste gerecht, zodat in het onderhavige geval ervan dient te worden uitgegaan dat mr. Durdu zich met de onder 2.3 vermelde brief op juiste wijze als raadsman heeft gesteld. Die opvatting vindt echter geen steun in het recht.
2.6.
Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in het bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2018.
Conclusie 27‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Art. 416.2 Sv (dubbel verstek) na veroordeling t.z.v. rijden na vordering tot overgifte rijbewijs, overtreding art. 9.7 WVW 1994. Aan cassatieschriftuur gehechte stelbrief van raadsman gericht aan ander Hof niet bij stukken, art. 51 (oud) Sv, thans art. 48 Sv. Doorzendplicht wanneer raadsman stelbrief naar verkeerde instantie heeft gestuurd? Middel berust op opvatting dat een door een rechtsgeleerd raadsman (abusievelijk) aan strafgriffie van ander gerecht (Hof Arnhem-Leeuwarden te Arnhem) dan gerecht waar de zaak van verdachte in h.b. dient (Hof Den Haag), verzonden stelbrief a.b.i. art. 39 (oud) Sv, door ontvangende strafgriffie moet worden doorgezonden naar strafgriffie van het juiste gerecht, zodat ervan dient te worden uitgegaan dat mr. A zich met zijn brief gericht aan sector strafrecht van Hof Arnhem-Leeuwarden te Arnhem, op juiste wijze als raadsman heeft gesteld. Die opvatting vindt echter geen steun in het recht.
Nr. 16/04704 Zitting: 27 maart 2018 (bij vervroeging) | Mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 10 juni 2016 door het hof Den Haag niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt over schending van - naar ik begrijp - art. 51oud Sv omdat de raadsman niet onverwijld een afschrift van de processtukken is toegezonden.1.
4. Aan de cassatieschriftuur is een afschrift gehecht van een faxbericht met bijbehorend transactierapport van 6 januari 2016 van mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam, aan de strafgriffie van het hof Arnhem-Leeuwarden. Dit bericht houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Betreft: [verdachte] / OM - hoger beroep
Onze ref.: NO/16.01/010
Uw ref.: 96/112042-15
Geachte heer, mevrouw,
Hierbij wens ik mij te stellen als raadsman van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats].
Ik moge u hierdoor vriendelijk verzoeken de processtukken zo spoedig mogelijk aan mij te doen toekomen.
Vertrouwende u hiermede naar behoren te hebben geïnformeerd en in afwachting van uw spoedige berichten.”
5. Uit het transactierapport kan worden afgeleid dat het bericht op “06/jan/2016” om “14:28” is verstuurd naar het faxnummer “00883610089”, zijnde het faxnummer van de strafgriffie van het hof Arnhem-Leeuwarden. Dit biedt voldoende grond voor het ernstig vermoeden dat de stelbrief ter griffie van het hof Arnhem-Leeuwarden is ontvangen.2.
6. Gelet op het toen geldende artikel 39 Sv3.diende de raadsman zijn stelbrief aan de griffier van het behandelend gerecht te richten. Nu de zaak aanhangig was bij het hof Den Haag heeft de raadsman zijn stelbrief naar het verkeerde hof gestuurd. Volgens de steller van het middel heeft dit echter niet tot gevolg dat hij zich niet heeft gesteld. Voor gerechtshoven zou namelijk een doorzendplicht gelden wanneer een stelbrief naar het verkeerde hof is toegestuurd.
7. Bij het op de juiste wijze instellen van een rechtsmiddel wordt de verdachte geholpen, maar de raadsman niet.4.Vanwege zijn rol als professionele rechtsbijstandverlener mag immers worden verwacht dat een advocaat voor het instellen van een rechtsmiddel de juiste administratieve weg weet te bewandelen.5.Niet valt in te zien waarom dit voor het versturen van een stelbrief anders zou zijn.
8. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging.
9. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
10. Deze conclusie strekt tot verwerping van het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑03‑2018
HR 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3924, NJ 2013/416 m.nt. Borgers (r.o. 3.2.2).
Met ingang van 1 maart 2017 (Wet van 20 februari 2017, Stb. 2017/66) is art. 38 Sv van toepassing. Zie daaromtrent HR 5 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2250.
Zie HR 8 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:856. Hoewel een doorzendplicht geldt wanneer de verdachte aan het verkeerde (justitiële) adres een brief verstuurt waaruit blijkt dat hij een rechtsmiddel wil aanwenden, heeft de Hoge Raad niet een doorzendplicht willen aannemen indien de raadsman een dergelijke brief naar het verkeerde adres verstuurt.
Zie in dit kader ook de conclusie van mijn ambtgenoot Harteveld bij HR 14 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1178 (ECLI:NL:PHR:2016:480).
Beroepschrift 19‑05‑2017
CASSATIESCHRIFTUUR
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
(strafzaken)
[Hoge Raad der Nederlanden
Straf Griffie
INGEKOMEN
23 MEI 2017
DATUM: 11.00
NR:]
Inzake : [requirant] / Cassatie
Cliënt : [requirant], geboren [geboortedatum] 1986
Parketnr. : 22-000049-16
Documentnr.: 8743677
raadsman : mr. H. Raza te Rotterdam
Per telefax: 070 ‑ 753 03 52
en in vijfvoud per gewone post
Geeft eerbiedig te kennen:
[requirant], geboren [geboortedatum] 1986, thans zonder vaste woon-of verblijfadres hier te lande, domicilie kiezende aan het kantooradres van zijn raadsman, aan de Boompjes 404,3011 XZ Rotterdam;
dat requirant van cassatie van een hem betreffende uitspraak van het Gerechtshof te Den Haag uitgesproken op 10 juni 2016 het volgende middel van cassatie voordraagt:
Middel I
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd. Immers, het Gerechtshof heeft requirant niet-ontvankelijk in het hoger beroep verklaard, waarbij er niet conform artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering een afschrift van de oproeping voor de behandeling van de zaak aan de raadsman was verzonden, terwijl de raadsman zich wel tijdig had gesteld.
Toelichting
Requirant is door het Gerechtshof Den Haag bij arrest d.d. 10 juni 2016 op grond van artikel 413 lid 2 Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaard in het appel, aangezien er niet binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur met grieven tegen het vonnis ingediend. Evenmin was er iemand verschenen om mondeling bezwaren tegen het vonnis op te geven. Het hof zag ook geen ambtshalve redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep.
Als bijlage I wordt bijgevoegd een stelbrief van de raadsman Mr K. Durdu in de zaak waarin het Gerechtshof Den Haag arrest heeft gewezen.
Zoals uit de stelbrief blijkt is het parketnummer genoteerd welk toebehoort aan deze zaak.
Wat ook uit de stelbrief valt op te maken is dat de stelbrief abusievelijk niet aan het Gerechtshof Den Haag is gericht, maar aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Ook wordt bijgevoegd een faxbevestiging (bijlage I), waaruit blijkt dat de stelbrief daadwerkelijk per fax is verzonden.
Requirant is van mening dat een afschrift van de oproeping voor de behandeling van de zaak naar zijn raadsman had moeten worden verzonden en dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een doorzendplicht had met betrekking tot de stelbrief.
Redelijke wetstoepassing brengt mee dat, indien het gerecht waarbij een stelbrief is ingediend constateert dat het niet bevoegd is tot afdoening daarvan, dit gerecht bepaalt dat de griffier de stukken zal zenden naar het bevoegde gerecht.
Tevens verwijst requirant naar het arrest van Uw Raad d.d. 8-3-2011 (ECLI:NL:HR:2011:BO6743), waarbij nogmaals in de lijn van eerdere jurisprudentie van Uw Raad is vastgesteld dat in een geval als deze waarbij er een stelbrief voorhanden is met een faxtransactierapport en er geen correspondentie van het Gerechtshof is aangetroffen, ervan mag worden gegaan dat die brief wel ter griffie van het Hof is ontvangen doch aldaar vervolgens in het ongerede is geraakt.
In cassatie moet daarom ervan worden uitgegaan dat zich wel een raadsman had gesteld en dat het voorschrift van art. 48 Sv niet is nageleefd. Dit in het belang van de betrokkene gegeven voorschrift is van zo grote betekenis, dat, al wordt dat niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de betrokkene en diens raadsman in de weg te staan.
Gelet daarop is er sprake van een situatie waarbij Uw Raad het arrest van het Gerechtshof zou moeten vernietigen en de zaak zou moeten terugverwijzen naar het Gerechtshof, opdat de zaak aldaar kan worden voortgezet.
Requirant heeft overigens recht en belang bij de behandeling van dit middel door Uw Raad, immers, behandeling van het middel zou kunnen leiden tot een andere uitkomst, waarbij requirant wel alsnog ontvankelijk zou moeten worden verklaard in het hoger beroep en aldaar een volledige behandeling van zijn zaak tegemoet zou zien.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam, kantoorhoudende aan de Boompjes (3011 XZ ) te Rotterdam, die bij deze verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door requirant van cassatie.
Rotterdam, 19 mei 2017
Raadsman