Hoewel een originele akte rechtsmiddel in het dossier ontbreekt, bevat het dossier een brief ‘aan het hof’ (kennelijk) afkomstig van de griffier van het Hof als ook een (kennelijk) op 10 februari 2009 ‘conform origineel’ opgemaakte akte rechtsmiddel, uit de combinatie waarvan kan worden afgeleid dat nu de stafzaak en de ontnemingszaak hetzelfde (arrondissements)parketnummer hebben en in beide zaken op 16 augustus 2007 uitspraak is gedaan, betrokkene geacht wordt op 30 augustus 2007 tegen beide uitspraken hoger beroep te hebben ingesteld.
HR, 08-03-2011, nr. 09/03331 P
ECLI:NL:HR:2011:BO6743
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
08-03-2011
- Zaaknummer
09/03331 P
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BO6743
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BO6743, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑03‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BO6743
ECLI:NL:PHR:2011:BO6743, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BO6743
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑03‑2011
Inhoudsindicatie
Art. 51 Sv. Ondanks het feit dat er zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken geen ontvangstbevestiging bevindt van de stelbrief van de raadsman in hoger beroep, moet er, gelet op de inhoud van het transactierapport, in cassatie van worden uitgegaan dat zich wel een raadsman heeft gesteld en dat het voorschrift van art. 51, tweede volzin, Sv niet is nageleefd. Dit in het belang van de betrokkene gegeven voorschrift is van zo grote betekenis dat, al wordt dat niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de betrokkene en diens raadsman in de weg te staan.
8 maart 2011
Strafkamer
nr. 09/03331 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 november 2008, nummer 22/003236-08, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat in hoger beroep het voorschrift van art. 51 Sv niet is nageleefd.
2.2. De procesgang in hoger beroep is als volgt geweest:
(i) de betrokkene heeft op 30 augustus 2007 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Politierechter van 16 augustus 2007.
(ii) de "oproeping van veroordeelde in hoger beroep" voor de terechtzitting van het Hof van 6 november 2008 is overeenkomstig art. 588, derde lid onder c, Sv op 28 augustus 2008 uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank.
(iii) blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is aldaar noch de betrokkene noch een voor de betrokkene optredende raadsman verschenen.
(iv) het Hof heeft de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep.
2.3. De aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevatten niets waaruit kan volgen dat voor de behandeling van de zaak van de betrokkene een afschrift van de oproeping aan een voor de betrokkene optredende raadsman is gezonden.
2.4. Aan de cassatieschriftuur is een kopie van een brief gehecht van 4 september 2007 van mr. A.C. Bosch, advocaat te Rotterdam, aan de strafgriffie van het Hof. Deze brief houdt in:
"Parketnummer: 10/613215-06
(...)
In bovengenoemde zaak is op 30 augustus 2007 hoger beroep in de ontnemingsprocedure ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 16 augustus 2007. Ik stel mij hierbij voor de behandeling in hoger beroep."
Eveneens is aan de cassatieschriftuur een transactierapport gehecht waaruit is af te leiden dat de hiervoor genoemde brief, die in het rapport is afgedrukt, op 4 september 2007 om 17.44 uur is verzonden naar het nummer 070 381 3650, welk faxnummer het nummer van de strafgriffie van het Hof is.
2.5. Bij de cassatieschriftuur is niet overgelegd een brief van de griffier van het Hof waarin de ontvangst van de hiervoor onder 2.4 genoemde brief is bevestigd. Een dergelijke ontvangstbevestiging bevindt zich evenmin bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding. Het moet daarom ervoor worden gehouden dat die brief van de advocaat niet aanwezig was in het dossier dat het Hof ter beschikking stond bij de behandeling van de onderhavige ontnemingszaak in hoger beroep. De inhoud van het genoemde transactierapport, dat het juiste parketnummer van de zaak in eerste aanleg bevat, biedt echter voldoende grond voor het ernstig vermoeden dat die brief wel ter griffie van het Hof is ontvangen doch aldaar vervolgens in het ongerede is geraakt.
In cassatie moet daarom ervan worden uitgegaan dat zich wel een raadsman had gesteld en dat het voorschrift van art. 51, tweede volzin, Sv niet is nageleefd. Dit in het belang van de betrokkene gegeven voorschrift is van zo grote betekenis, dat, al wordt dat niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de betrokkene en diens raadsman in de weg te staan.
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 8 maart 2011.
Conclusie 30‑11‑2010
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Betrokkene]
1.
Het Gerechtshof 's‑Gravenhage heeft de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Rotterdam van 16 augustus 2007.
2.
Namens verdachte heeft mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aan nietigheid lijdt, nu in strijd met het bepaalde in art. 51 Sv geen afschrift van de ‘oproeping van veroordeelde in hoger beroep’ aan de advocaat van betrokkene is gezonden.
4.
Uit de stukken van het geding kan het volgende worden afgeleid:
- —
betrokkene heeft op 30 augustus 2007 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Politierechter van 16 augustus 2007, parketnummer 10/613215-06 (ontnemingsvordering)1.;
- —
de ‘oproeping van veroordeelde in hoger beroep’ voor de terechtzitting van het Hof van 6 november 2008 is op 28 augustus 2008 conform het bepaalde in art. 588, derde lid, onder c, Sv uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank, met verzending van een kopie van de oproeping naar het GBA-adres van betrokkene;
- —
op de terechtzitting in hoger beroep is, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal, noch betrokkene noch een voor de verdachte optredende advocaat verschenen;
- —
het Hof heeft betrokkene op 6 november 2008 in het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op grond van art. 416, tweede lid, Sv..
5.
De aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevatten niets waaruit kan volgen dat voor de behandeling van de zaak van betrokkene een afschrift van de oproeping in hoger beroep aan een voor betrokkene optredende advocaat is gezonden.
6.
Aan de cassatieschriftuur is een afschrift gehecht van een faxbericht met bijbehorend verzendrapport van 4 september 2007 van mr. A.C. Bosch, advocaat te Rotterdam, aan de strafgriffie van het Hof. Dit bericht houdt, voor zover hier relevant, in:
‘In bovengenoemde zaak is op 30 augustus 2007 hoger beroep in de ontnemingsprocedure ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 16 augustus 2007. Ik stel mij hierbij voor de behandeling in hoger beroep.
Ik verzoek u vriendelijk aan mij een afschrift van alle relevante stukken te doen toekomen en mij te informeren omtrent de datum van de mondelinge behandeling van het hoger beroep’.
7.
Uit het verzendrapport kan worden afgeleid dat de ‘status’ van het bericht op ‘09/04/2007’ om ‘05:44:09 PM’ is: ‘sent’, als ook dat die verzending heeft plaatsgevonden naar het (fax)nummer ‘+31703813650’, zijnde het faxnummer van de strafgriffie van het Hof.
8.
Niet gehecht aan de cassatieschriftuur is een brief van de griffier van het Hof waarin de ontvangst van het faxbericht wordt bevestigd, een dergelijke ontvangstbevestiging bevindt zich evenmin bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding. Gelet op de inhoud van het verzendrapport, heeft het faxbericht de griffie van het Hof kennelijk wel bereikt, maar was dit niet aanwezig in het dossier dat het Hof ter beschikking stond bij de behandeling van de onderhavige zaak in hoger beroep.2.
9.
In cassatie moet daarom ervan worden uitgegaan dat zich wel een advocaat had gesteld en dat het voorschrift van art. 51, tweede volzin, Sv niet is nageleefd3., hetgeen — al wordt zulks niet uitdrukkelijk in de wet bepaald — geacht wordt aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens advocaat in de weg te staan.4.
10.
Het middel is terecht voorgesteld.
11.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
12.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 30‑11‑2010
Wellicht heeft daarbij een rol gespeeld dat in het faxbericht als parketnummer van de behandeling in hoger beroep niet het nummer van de onderhavige zaak, maar dat van de strafzaak tegen betrokkene is vermeld. Nu, zoals hiervoor in de noot 1 is weergegeven, beide zaken in eerste aanleg hetzelfde parketnummer hadden en slechts één akte hoger beroep is opgemaakt (waarop, naar ik vermoed, slechts het ressortsparketnummer van de strafzaak was vermeld), alsmede het faxbericht ook het parketnummer van de behandeling in eerste aanleg vermeldt en uitdrukkelijk inhoudt dat het betrekking heeft op de behandeling van het hoger beroep in de ontnemingszaak tegen betrokkene, kan die onjuiste vermelding bezwaarlijk aan (de advocaat van) betrokkene worden tegengeworpen.
Welke bepaling ook van toepassing is op de verstrekking van afschriften aan een in een ontnemingsprocedure optredende advocaat; vgl. HR 11 juni 2002, LJN AE1487.
Vgl. HR 16 juni 2009, LJN BI1375, als ook HR 15 september 2006, nr. 02274/05 (niet gepubliceerd).