Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/457
Oordeel dat overlijden slachtoffer redelijkerwijs als gevolg van de wederrechtelijke vrijheidsberoving (mede) aan verdachte kan worden toegerekend is niet onjuist.
HR 04-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:493
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 april 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
21/04302
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:493, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑04‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:169, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑02‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑02‑2022
- Wetingang
Art. 282 lid 3 Sr
Essentie
Het oordeel dat het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijs als gevolg van de wederrechtelijke vrijheidsberoving (mede) aan verdachte kan worden toegerekend is niet onjuist en ook niet onbegrijpelijk.
Samenvatting
De vraag of causaal verband bestaat tussen de gedragingen van verdachte en zijn mededaders en de dood van het slachtoffer, moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of dat overlijden redelijkerwijs als gevolg van die gedragingen (mede) aan verdachte kan worden toegeschreven (vgl. NJ 2012/301, m.nt. N. Keijzer).
Het hof heeft geoordeeld dat het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijs als gevolg van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.