Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/477
Verduistering van geldbedrag (€ 41.000) door voorzitter van vereniging, art. 321 Sr. Vrijspraak in eerste aanleg. Bewijsklacht wederrechtelijke toe-eigening van geldbedrag. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Uit bewijsvoering van hof kan worden afgeleid dat geldbedrag van vereniging weg was en dat verdachte als voorzitter van vereniging niet bevoegd was zelfstandig over geld te beschikken maar dat bestuur daar over ging. Op grond hiervan gaat hof niet mee in verweer dat verdachte het geld in overeenstemming met doelstellingen van vereniging heeft besteed, aangezien hij dat t.a.v. uitgaven van € 41.000 op geen enkele wijze inzichtelijk heeft gemaakt en/of met stukken heeft onderbouwd. Voorts betrekt hof bij verwerping van verweer de tegenstrijdige en niet-consistente verklaringen van verdachte. Slotsom van hof is dat verdachte volledig naar eigen goeddunken over geld heeft beschikt en geld heeft uitgegeven zonder enige vorm van overleg met overige bestuursleden. Het daarop gebaseerde oordeel dat verdachte het geldbedrag van € 41.000 zich wederrechtelijk heeft toegeëigend en heeft verduisterd, is niet onbegrijpelijk en in het licht van hetgeen verdediging heeft aangevoerd toereikend gemotiveerd. Volgt verwerping. Samenhang met ECLI:NL:HR:2023:533 (RvdW 2023/478) en ECLI:NL:HR:2023:534 (RvdW 2023/484).
HR 11-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:532
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 april 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, C. Caminada
- Zaaknummer
21/02714
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:532, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑04‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:246, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑02‑2023
Essentie
Verduistering van geldbedrag (€ 41.000) door voorzitter van vereniging, art. 321 Sr. Vrijspraak in eerste aanleg. Bewijsklacht wederrechtelijke toe-eigening van geldbedrag. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Uit bewijsvoering van hof kan worden afgeleid dat geldbedrag van vereniging weg was en dat verdachte als voorzitter van vereniging niet bevoegd was zelfstandig over geld te beschikken maar dat bestuur daar over ging. Op grond hiervan gaat hof niet mee in verweer dat verdachte het geld in overeenstemming met doelstellingen van vereniging heeft besteed, aangezien hij dat t.a.v. uitgaven van € 41.000 op geen enkele ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.