Einde inhoudsopgave
Uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika
Artikel 2 Feiten die tot uitlevering kunnen leiden en rechtsmacht
Geldend
Geldend vanaf 15-09-1983
- Bronpublicatie:
24-06-1980, Trb. 1980, 111 (uitgifte: 15-07-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
15-09-1983
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-08-1983, Trb. 1983, 133 (uitgifte: 01-01-1983, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
1.
Feiten die tot uitlevering kunnen leiden krachtens dit verdrag zijn:
- a.
feiten, vermeld in de Bijlage bij dit Verdrag, die strafbaar zijn krachtens de wetten van beide Verdragsluitende Partijen;
- b.
feiten, al dan niet in de Bijlage bij dit Verdrag opgenomen, mits zij strafbaar zijn krachtens de federale wetten van de Verenigde Staten van Amerika en de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden.
In dit verband is het niet van belang of de wetten van de Verdragsluitende Partijen het feit onder dezelfde categorie strafbare feiten rangschikken dan wel een feit met dezelfde termen aanduiden.
2.
Uitlevering wordt toegestaan voor feiten die tot uitlevering kunnen leiden:
- a.
met het oog op vervolging, indien het feit krachtens het recht van beide Verdragsluitende Partijen strafbaar is gesteld met een vrijheidsstraf van meer dan een jaar;
- b.
met het oog op de oplegging van een straf of maatregel, indien het feit krachtens het recht van beide Verdragsluitende Partijen strafbaar is gesteld met een vrijheidsstraf van meer dan een jaar; of
- c.
met het oog op de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel wegens een zodanig feit, indien het gedeelte van de straf of maatregel, dat nog niet is ondergaan, de duur van ten minste vier maanden heeft.
3.
Uitlevering wordt toegestaan voor feiten die tot uitlevering kunnen leiden en die zijn gepleegd buiten het grondgebied van de verzoekende Staat indien:
- a.
de rechters van de aangezochte Staat in gelijksoortige omstandigheden bevoegd zouden zijn daarover rechtsmacht uit te oefenen, of
- b.
de opgeëiste persoon onderdaan is van de verzoekende Staat.
4.
Met inachtneming van de in het eerste tot en met het derde lid vermelde voorwaarden wordt uitlevering eveneens toegestaan:
- a.
voor poging tot of deelneming aan strafbare feiten die tot uitlevering kunnen leiden, daarbij inbegrepen deelneming aan een vereniging van personen wier oogmerk het is het strafbare feit te plegen;
- b.
voor ieder feit dat tot uitlevering kan leiden wanneer, met het oog op verlening van rechtsmacht aan de Regering van de Verenigde Staten, het vervoer van personen of goederen, of het gebruik van de posterijen of andere middelen voor de handel tussen de Staten of met het buitenland mede een element van het desbetreffende strafbare feit vormt.
5.
Wanneer uitlevering is toegestaan voor een feit dat tot uitlevering kan leiden, kan zij tevens worden toegestaan voor andere feiten die anders, uitsluitend ten gevolge van de werking van het tweede lid, niet tot uitlevering zouden kunnen leiden.