Einde inhoudsopgave
Uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika
Artikel 14 Samenloop van verzoeken tot uitlevering of overlevering
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2010
- Bronpublicatie:
29-09-2004, Trb. 2004, 299 (uitgifte: 20-12-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-01-2010, Trb. 2010, 6 (uitgifte: 12-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Deze wijziging treedt tegelijk in werking met de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (25-06-2003, Trb. 2004, 297).
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
1.
Indien de aangezochte Staat van de verzoekende Staat en van een andere Staat of andere Staten een verzoek tot uitlevering van dezelfde persoon ontvangt, hetzij voor hetzelfde feit hetzij voor andere feiten, beslist de uitvoerende autoriteit van de aangezochte Staat of en aan welke Staat betrokkene wordt overgeleverd.
2.
Indien het Koninkrijk der Nederlanden voor dezelfde persoon een verzoek tot uitlevering van de Verenigde Staten van Amerika en een verzoek tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel ontvangt, beslist zijn uitvoerende autoriteit of en aan welke Staat betrokkene wordt overgeleverd.
3.
Bij zijn beslissing krachtens het eerste en tweede lid van dit artikel houdt de aangezochte Staat rekening met alle relevante factoren waaronder, zij het niet uitsluitend:
- a.
of de verzoeken krachtens een verdrag zijn gedaan;
- b.
de plaats waar elk van de strafbare feiten is begaan;
- c.
de onderscheiden belangen van de verzoekende Staten;
- d.
de ernst van de strafbare feiten;
- e.
de nationaliteit van het slachtoffer;
- f.
de mogelijkheid van latere uitlevering tussen de verzoekende Staten; en
- g.
de volgorde waarin de verzoeken van de verzoekende Staten zijn ontvangen.