Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/XI.5.1
XI.5.1 Inleiding
M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS359931:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Zie nr. 1037.
Vanaf ongeveer eind 2005 wordt bij het structureren van securitisations en covered bond transacties uitgegaan van de opvatting dat ook in geval van de cessie van een door een bank- of krediethypotheek gesecureerde vordering het hypotheekrecht (gedeeltelijk) op de cessionaris overgaat, ongeacht of de bank- of kredietrelatie ten tijde van de cessie is geëindigd of niet. Zie hierna: nr. 1100.
Zie Verhagen & Rongen 2000, p. 142 e.v. De ‘nieuwe’ leer wordt verder aangehangen door: Van Achterberg 1994, p. 311 e.v.; Loesberg 1998, p. 530; Van Achterberg 1999, nr. 10; Vranken 2000, p. 429 e.v.; J.J. van Hees 2001, p. 232, noot 12; Van den Heuvel 2001, p. 87 en p. 93-94 (op schijnbaar enigszins andere gronden); J.J.P. Bos 2002, p. 58-59; Timmerman 2002, p. 415-416; Thiele 2003, nrs. 156-161; Van Mierlo 2008, p. 828-829; Beekhoven van den Boezem 2008, p. 250 e.v.; Wibier 2009a, nr. 17; Faber & Vermunt 2010a, p. 148 e.v.; Masman & Van Welzen 2010, p. 355; Wibier & Van ‘t Spijker 2010, p. 108-109 en Biemans 2011, nrs. 228-229. Vgl. voorts: Thiele 2009, p. 78 e.v. Zie reeds in dezelfde zin: Wiarda 1937, p. 317 en p. 320; A.F. Visser 1922, p. 112; Hoorweg (1921), p. 81. Vgl. nog (vermoedelijk sympathiserend met de ‘nieuwe’ leer): W. Snijders 2002, p. 33-35.
1043. De ‘nieuwe’ leer in het kort. De uitspraak van de Hoge Raad inzake Onderdrecht/FGH sluit aan bij de beschouwingen van Meijers naar aanleiding van het arrest inzake de Bodengravensche Bankvereeniging:1 of het hypotheekrecht in geval van cessie geheel of gedeeltelijk op de cessionaris overgaat, is een kwestie van uitleg van de hypotheekakte, dat wil zeggen van de bedoeling van hypotheekgever en hypotheekhouder. Volgens de ‘nieuwe’ leer, die in de meer recente literatuur wordt verdedigd (vanaf ongeveer 2000) en inmiddels ook door de (financiële) praktijk wordt gevolgd,2 staat de formulering van een standaard bank- of krediethypotheekclausule niet in de weg aan toepassing van de door de Hoge Raad in het arrest Onderdrecht/FGH voorop gezette regel dat het hypotheekrecht de gesecureerde vorderingen volgt. In geval van cessie van een van de vorderingen gaat het hypotheekrecht als afhankelijk recht en nevenrecht gedeeltelijk op de cessionaris over, ongeacht of de bank- of kredietrelatie is geëindigd. Dit is slechts anders indien uit de bewoordingen van de hypotheekakte valt af te leiden dat de overgang van het hypotheekrecht is uitgesloten. Eerder heb ik mij al voor deze opvatting uitgesproken.3 In het hiernavolgende zal de ‘nieuwe’ leer – die thans als de heersende lijkt te kunnen worden beschouwd – worden onderbouwd.