Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/197
197 Grond c: verzuim van essentiële vormen
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS455835:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
HR 29 maart 1985, ECLI:NL:HR:1985:AG4989, NJ 1986, 242, m.nt. W.H. Heemskerk en L. Wichers Hoeth (Enka/Dupont). Vaste rechtspraak. Zie bijvoorbeeld ook: HR 4 maart 1988, ECLI:NL:HR:1988:AB8701, NJ 1989, 4, m.nt. W.H. Heemskerk (Hollandsche Beton Maatschappij/Wielenga); HR 25 maart 1988, ECLI:NL:HR:1988:AC2367, NJ 1989, 3, m.nt. W.H. Heemskerk (Staat/ABN). Hovens 2005, nr. 51; Snijders/Wendels 2009, nr. 319; Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2012/24.
Een andere belanghebbende die een verweerschrift heeft ingediend, wordt ook opgeroepen voor de behandeling (art. 282 lid 3 Rv).
A-G Asser in zijn conclusie voor HR 15 september 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1809, NJ 1996, 159, m.nt. H.E. Ras (Perrier/Marceau).
HR 29 maart 1985, ECLI:NL:HR:1985:AG4989, NJ 1986, 242, m.nt. W.H. Heemskerk en L. Wichers Hoeth (Enka/Dupont).
HR 6 februari 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5533, NJ 1988, 1, m.nt. W.H. Heemskerk (Slingerland/ Gemeente Amsterdam); HR 15 september 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1809, NJ 1996, 159, m.nt. H.E. Ras (Perrier/Marceau). Zie ook Hof Amsterdam 10 maart 1988, ECLI:NL:GHAMS:1988:AC1341, NJ 1989, 64; Hof ’s-Gravenhage 20 oktober 1992, ECLI:NL:GHSGR:1992:AD1758, NJ 1993, 277; Hof ’s- Hertogenbosch 20 januari 1994, ECLI:NL:GHSHE:1994:AD2025, NJ 1994, 600; Hof Arnhem- Leeuwarden 26 november 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8971.
HR 30 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0813, NJ 2001, 303, m.nt. P.A. Stein onder NJ 2001, 302 (De Jonge/Stichting voor Regionale Zorgverlening); Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling- van Gent 4 2012/24.
De rechter zou het probandum hebben aangepast op grond van mededelingen van de verzoeker, terwijl die mededelingen tijdens de zitting niet konden worden geverifieerd door de verweerder en hij daarop ook niet kon reageren.
Hof Leeuwarden 25 oktober 2000, ECLI:NL:GHLEE:2000:AA7862, NJK 2000, 98.
HR 4 maart 1988, ECLI:NL:HR:1988:AB8701, NJ 1989, 4, m.nt. W.H. Heemskerk (Hollandsche Beton Maatschappij/Wielenga); HR 25 maart 1988, ECLI:NL:HR:1988:AC2367, NJ 1989, 3, m.nt. W.H. Heemskerk (Staat/ABN). Vaste rechtspraak. Hovens 2005, nr. 53; Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2012/24.
W.H. Heemskerk in zijn noot in NJ 1989, 4 onder HR 4 maart 1988, ECLI:NL:HR:1988:AB8701 (Hollandsche Beton Maatschappij/Wielenga).
Zie ook Dam 1994, p. 28; Hovens 2005, nr. 52.
Hovens 2005, nr. 51.
Verzuim van essentiële vormen wordt aangenomen als aan een klacht ten grondslag ligt dat een zo fundamenteel beginsel is veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken. Schending van hoor en wederhoor valt in ieder geval onder deze omschrijving.1 Een op grond van schending van hoor en wederhoor ingesteld rechtsmiddel is ontvankelijk; de rechter zal vervolgens moeten beoordelen of het beginsel daadwerkelijk is geschonden.
In het verzoekschrift moet de verzoeker vermelden wie de (vermoedelijke) wederpartij in de hoofdzaak is (art. 187 lid 3 Rv). De rechter mag afgaan op deze vermelding en dient alleen deze wederpartij op te roepen (art. 187 lid 4 Rv).2 Hoewel de rechter ook andere belanghebbenden mag oproepen, zal dat er in de praktijk niet snel van komen, alleen al omdat de rechter op de hoogte moet zijn van het bestaan van andere belanghebbenden.3 Hoewel de rechter in eerste aanleg niet snel het niet oproepen van andere belanghebbenden kan worden verweten, moet de belanghebbende, die niet op het verzoek is gehoord alsnog de gelegenheid krijgen zijn bezwaren tegen de toewijzing van het voorlopig getuigenverhoor naar voren te brengen, omdat het middel van het voorlopig getuigenverhoor zich leent voor misbruik.4 De niet gehoorde belanghebbende kan op grond van schending van hoor en wederhoor in hoger beroep gaan tegen de toewijzing van het voorlopig getuigenverhoor.5
Uiteraard kan de niet tijdig of niet correct opgeroepen partij ook een beroep doen op deze doorbrekingsgrond.6 De verweerder in hoger beroep, die meende niet correct te zijn gehoord in eerste aanleg,7 vond geen gehoor bij het hof Leeuwarden.8 Volgens het hof was het beginsel van hoor en wederhoor niet geschonden, omdat partijen wel waren gehoord. De enkele omstandigheid dat het horen niet naar behoren was gebeurd, was onvoldoende, nu de wetgever dergelijke discussies juist had willen uitsluiten met het opnemen van een rechtsmiddelenverbod. Naar mijn mening is het beginsel van hoor en wederhoor zo fundamenteel, dat een vermeende schending daarvan altijd en onverkort – ongeacht of het horen geheel niet dan wel gebrekkig heeft plaatsgevonden – dient te worden beoordeeld in hoger beroep.
Een klacht over verzuim van de wettelijke motiveringseis is geen verzuim van essentiële vormen, waarbij het er niet toe doet of de rechter zijn beslissing gebrekkig of geheel niet heeft gemotiveerd.9 Volgens Heemskerk is het motiveringsbeginsel weliswaar een hoofdbeginsel van procesrecht, maar is de uitwerking afhankelijk van allerlei factoren: “Een niet of summier of zwak gemotiveerd vonnis is heel goed verenigbaar met een eerlijke en openbare behandeling van de zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijke en onpartijdige rechter”.10
Naar mijn mening dient de schending van de onpartijdigheid van de rechter ook voldoende grond te zijn om het appelverbod te doorbreken, omdat in dat geval niet kan worden gesproken van het vereiste van een “onpartijdige behandeling” in de door de Hoge Raad gegeven omschrijving van essentiële vormen.11 Schending van art. 6 EVRM valt niet onder verzuim van essentiële vormen, niet alleen omdat dat artikel niet van toepassing is in het voorlopig getuigenverhoor, maar ook omdat niet alle in art. 6 EVRM genoemde waarborgen voor een eerlijk proces vallen onder de definitie van essentiële vormen.12