Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/915
Weigeren medewerking te verlenen aan ademonderzoek, art. 163 lid 2 WVW 1994. Vrijspraak eerste aanleg. Post-Keskin. Afwijzing van ttz. in h.b. gedaan voorwaardelijk verzoek tot horen verbalisant op de grond dat hof uit motivering verzoek door raadsvrouw noch een verdedigingsbelang, noch de noodzaak tot het horen van betreffende verbalisant kan afleiden. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2021/173, m.nt. J.M. Reijntjes en NJ 2022/22, m.b.t. beoordeling van verzoeken tot oproepen en horen van getuigen door feitenrechter in situatie dat verzoek betrekking heeft op getuige t.a.v. wie verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al (in vooronderzoek of anderszins) verklaring heeft afgelegd met belastende strekking, en beoordeling of horen van getuige voor bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. Hof heeft verzoek horen verbalisant als getuige afgewezen en heeft in dat verband kennelijk geoordeeld dat horen getuige voor bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. Aan dat oordeel heeft hof in de kern ten grondslag gelegd dat verbalisant tot vijfmaal toe heeft getracht om verdachte te bewegen zijn medewerking te verlenen aan een ademanalyse en dat exacte bewoordingen van verbalisant niet van doorslaggevend belang zijn voor de verdere beoordeling. Dit oordeel is niet z.m. begrijpelijk. Aan verzoek is immers ten grondslag gelegd dat verdachte betwist dat aan hem een bevel is gegeven zijn medewerking te verlenen aan een ademanalyse en dat verdediging verbalisant o.m. wil horen over vraag of (en met welke woorden) aan verdachte is ‘bevolen’ dan wel ‘gevraagd’ daaraan zijn medewerking te verlenen, hoe verdachte daarop heeft gereageerd en wat er precies is gebeurd die avond. Verdediging is niet eerder in de gelegenheid gesteld om ondervragingsrecht t.a.v. deze getuige uit te oefenen. Daarmee doet zich hier het geval voor waarin belang bij oproepen en horen getuige moet worden voorondersteld, terwijl door hof bij afwijzing van verzoek in aanmerking genomen gronden en ook wat is aangevoerd ter onderbouwing van verzoek, niet met zich brengen dat zich hier het geval voordoet waarin horen getuige voor bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. Volgt vernietiging en terugwijzing.
HR 19-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1154
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 september 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, T. Kooijmans, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
22/00193
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1154, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑09‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:598, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑2023
Essentie
Weigeren medewerking te verlenen aan ademonderzoek, art. 163 lid 2 WVW 1994. Vrijspraak eerste aanleg. Post-Keskin. Afwijzing van ttz. in h.b. gedaan voorwaardelijk verzoek tot horen verbalisant op de grond dat hof uit motivering verzoek door raadsvrouw noch een verdedigingsbelang, noch de noodzaak tot het horen van betreffende verbalisant kan afleiden. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2021/173, m.nt. J.M. Reijntjes en NJ 2022/22, m.b.t. beoordeling van verzoeken tot oproepen en horen van getuigen door feitenrechter in situatie dat verzoek betrekking heeft op getuige t.a.v. wie verdediging ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.