Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/908
Caribische zaak. Ontoelaatbare beperking hoger beroep tot het onder 3 tenlastegelegde door officier van justitie. Het hof had de officier van justitie gelet op art. 436 lid 2 SvC niet-ontvankelijk moeten verklaren t.a.v. dat feit.
HR 19-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1211
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 september 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.E.M. Röttgering, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
22/02376
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1211, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑09‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:599, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑08‑2022
- Wetingang
Essentie
Caribische zaak. De officier van justitie kon het hoger beroep niet beperken tot het onder 3 tenlastegelegde, nu het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde niet valt aan te merken als ‘gevoegde zaken’ in de zin van art. 436 lid 2 SvC. Het hof had de officier van justitie gelet op art. 436 lid 2 SvC niet-ontvankelijk moeten verklaren in het hoger beroep met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde. De Hoge Raad doet de zaak zelf af.
Samenvatting
Art. 436 lid 2 SvC laat slechts beperking van het hoger beroep toe tot één of meer ‘gevoegde zaken’. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.