RvdW 2023/917:OM-cassatie. Vrijspraak t.z.v. witwassen (art. 420bis lid 1 sub a Sr) en eenvoudig witwassen (art. 420bis lid 1 Sr) van geldbedrag. Onrechtmatige doorzoeking van voertuig, art. 359a Sv. Moet aan het door hof aangenomen vormverzuim het rechtsgevolg van bewijsuitsluiting worden verbonden? HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2021/169, m.nt. N. Jörg m.b.t. gevallen waarin bewijsuitsluiting aan de orde kan zijn en rechtsgevolg van schending van het in art. 8 EVRM gegarandeerde recht op eerbiediging van persoonlijke levenssfeer. Hof heeft geoordeeld dat als gevolg van onrechtmatige doorzoeking van voertuig het recht van verdachte op eerlijk proces a.b.i. art. 6 EVRM is geschonden en dat gelet op daardoor geleden nadeel, dat bestaat in aanzienlijke inbreuk op vertrouwen dat burger niet zonder voldoende aanleiding wordt aangemerkt als verdachte, aan vormverzuim het rechtsgevolg van bewijsuitsluiting moet worden verbonden. Ook als ervan wordt uitgegaan dat sprake is van vormverzuim a.b.i. art. 359a Sv, is ’s hofs oordeel dat bewijsuitsluiting het rechtsgevolg moet zijn van dat verzuim, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet toereikend gemotiveerd. In het bijzonder is oordeel dat sprake is van schending van het recht van verdachte op een eerlijk proces a.b.i. art. 6 EVRM zodat er gelet op art. 359a Sv ‘voldoende reden’ is voor bewijsuitsluiting, niet zonder meer begrijpelijk. Volgt vernietiging en terugwijzing.