Einde inhoudsopgave
Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken
Artikel 2F Chloorfluorkoolwaterstoffen
Geldend
Geldend vanaf 21-06-2019
- Bronpublicatie:
09-11-2018, Trb. 2019, 13 (uitgifte: 01-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-02-2019, Trb. 2019, 13 (uitgifte: 01-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 1996 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in Groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per jaar niet meer bedraagt dan de som van:
2.
Elke Partij die een of meer van deze stoffen produceert verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2004 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekende productie van de in Groep I van Bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per jaar niet meer bedraagt dan het gemiddelde van:
- a.
- b.
Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van de in artikel 5, eerste lid, bedoelde Partijen mag haar berekende productie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste vijftien procent van haar berekende productie van de in Groep I van Bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen als hierboven omschreven.
3.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2004 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in Groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per jaar niet meer bedraagt dan vijfenzestig procent van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde som.
4.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak dat begint op 1 januari 2010 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in Groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per jaar niet meer bedraagt dan vijfentwintig procent van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde som. Elke Partij die een of meer van deze stoffen produceert, verzekert, voor dezelfde tijdvakken, dat haar berekende productie van de in Groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per jaar niet meer bedraagt dan vijfentwintig procent van het in het tweede lid van dit artikel bedoelde niveau. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen, mag haar berekende productie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste tien procent van haar berekende productie van de in Groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, zoals bedoeld in het tweede lid.
5.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak dat begint op 1 januari 2015 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in Groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per jaar niet meer bedraagt dan tien procent van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde som. Elke Partij die een of meer van deze stoffen produceert, verzekert, voor dezelfde tijdvakken, dat haar berekende productie van de in Groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per jaar niet meer bedraagt dan tien procent van het in het tweede lid van dit artikel bedoelde niveau. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen, mag haar berekende productie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste tien procent van haar berekende productie van de in Groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, zoals bedoeld in het tweede lid.
6.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak dat begint op 1 januari 2020 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in Groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen tot nul is teruggebracht. Elke Partij die een of meer van deze stoffen produceert, verzekert, voor dezelfde tijdvakken, dat haar berekende productie van de in Groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen tot nul is teruggebracht. Dit lid is van toepassing tenzij de Partijen besluiten het productie- of gebruiksniveau toe te staan dat nodig is om te voorzien in behoeften voor vormen van gebruik waarvan zij overeenkomen dat deze essentieel zijn. Echter:
- a.
Elke Partij mag deze gebruikslimiet overschrijden met ten hoogste 0,5% van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde som in elk tijdvak van twaalf maanden dat eindigt voor 1 januari 2030, mits dit gebruik beperkt blijft tot:
- i.
het onderhoud van op 1 januari 2020 bestaande koel- en luchtbehandelingsapparatuur;
- ii.
het onderhoud van op 1 januari 2020 bestaande branddetectie- en brandblusapparatuur;
- iii.
het gebruik van solventen bij het vervaardigen van raketmotoren; en
- iv.
lokale toepassing van medische aerosolen voor de gespecialiseerde behandeling van brandwonden.
- b.
Elke Partij mag deze productielimiet overschrijden met ten hoogste 0,5% van het in het tweede lid van dit artikel bedoelde gemiddelde in elk tijdvak van twaalf maanden dat eindigt voor 1 januari 2030, mits deze productie beperkt blijft tot:
- i.
het onderhoud van op 1 januari 2020 bestaande koel- en luchtbehandelingsapparatuur;
- ii.
het onderhoud van op 1 januari 2020 bestaande branddetectie- en brandblusapparatuur;
- iii.
het gebruik van solventen bij het vervaardigen van raketmotoren; en
- iv.
lokale toepassing van medische aerosolen voor de gespecialiseerde behandeling van brandwonden.
7.
Vanaf 1 januari 1996 streeft elke Partij ernaar te verzekeren dat:
- a.
het gebruik van de in Groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen is beperkt tot die toepassingen waarvoor geen andere milieuvriendelijkere stoffen of technologieën beschikbaar zijn.
- b.
het gebruik van de in Groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen niet vóórkomt buiten de gebieden waarop thans de in de Bijlagen A, B en C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen worden toegepast, behoudens in de zeldzame gevallen waarin zulks geschiedt ter bescherming van mensenlevens of de gezondheid van de mens; en
- c.
de in Groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen worden gekozen om te worden gebruikt op een wijze die de ozonlaag zo min mogelijk afbreekt, naast andere vereisten waaraan deze moeten voldoen uit milieu- en veiligheidsoverwegingen en economische overwegingen.