Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/22
22 Maatstaf
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691894:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Wieten 2012, nr. 3.5.
Bijv. doordat bewijs is vernietigd of ontoegankelijk is gemaakt. Zie Asser 2004/31, 49, 50 en 294 (Asser Procesrecht/Asser 3 2023/291 en 294) en R.J.B. Boonekamp, Stelplicht & Bewijslast, 4.2 en 6 (Inleiding). Zie bijv. HR 7 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO2988, NJ 2004/422 met nt. DA en HR 20 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4529, NJ 2006/78, JBPr 2006/44 met nt. A.S. Rueb en AV&S 2006/33 met nt. N. van Tiggele-van der Velde (B./Interpolis).
De Hoge Raad benadrukt dat terughoudendheid bij de toepassing van deze uitzondering moet worden betracht: HR 17 april 2009, ECLI:NL:HR:BH2955, NJ 2009/196 (Van Wijmeren/Van Rijen; het hof had de bewijslast ten onrechte omgekeerd) en HR 9 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8238, NJ 2006/99, JBPr 2006/3 met nt. C.J.M. Klaassen (dwalende notarisvrouw; het hof mocht i.c. de bewijslast omkeren).
Gelet op de verwevenheid met waarderingen van feitelijke aard is de toetsing in cassatie echter beperkt. Indien de rechter de bewijslast omkeert, moet hij de omstandigheden vaststellen die hem tot dit oordeel hebben geleid en dient hij inzicht te geven in de gedachtegang die hij daarbij heeft gevolgd. (O.m. HR 20 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4529, NJ 2006/78 (B./Interpolis), HR 12 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9428, NJ 2001/419 met nt. MMM (Trapkastbrand) en HR 15 januari 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0827, NJ 1993/179 (Visser/Maho)).
Art. 150 Rv in fine biedt de rechter de mogelijkheid de bewijslast om te keren op gronden van redelijkheid en billijkheid. De rechter kan de bewijslast omkeren in geval van bijzondere omstandigheden, waarin toepassing van de hoofdregel tot onbillijke resultaten zou leiden en een bijzondere regel geen soelaas biedt.1 Het gaat om gevallen waarin de partij die volgens de hoofdregel de bewijslast draagt – ook verweerder die een bevrijdend verweer voert – in een onredelijk zware bewijspositie is geraakt of in haar bewijsmogelijkheden is gefrustreerd door toedoen van de wederpartij.2 De partij die een beroep doet op de eisen van redelijkheid en billijkheid zal daarvoor het nodige moeten stellen. In geval van een beroep op omkering van de bewijslast berust bij die partij het bewijsrisico.3 De vraag of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit, vormt een rechtsvraag.4