Einde inhoudsopgave
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië
Artikel 8a
Geldend
Geldend vanaf 24-07-1954
- Bronpublicatie:
07-07-1954, Stb. 1954, 312 (uitgifte: 01-01-1954, kamerstukken: 3310 )
- Inwerkingtreding
24-07-1954
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-07-1954, Stb. 1954, 312 (uitgifte: 01-01-1954, kamerstukken: 3310 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd het bepaalde in lid 5 en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4c tot en met 8, garandeert het Rijk bij dienstbeëindiging vóór of op 27 December 1954 aan Indonesische staatsburgers, gewezen Nederlanders, die, waren zij Nederlanders gebleven, zouden hebben behoord tot de overheidsdienaren als bedoeld in artikel 1, onder I:
- a.
indien hun in dat artikel bedoeld dienstverband is of wordt beëindigd met recht op pensioen of aanspraak op onderstand bij wijze van pensioen volgens de bij de Republiek Indonesië van kracht zijnde regelingen, de voldoening van de eigen pensioenen en onderstanden bij wijze van pensioen, waarop op het tijdstip van dienstbeëindiging volgens de op 5 Augustus 1949 bestaande regelingen recht of aanspraak zou bestaan bij ontslag wegens welbewezen ziels- of lichaamsgebreken;
- b.
indien zij vóór het tijdstip, waarop recht op pensioen of aanspraak op onderstand bij wijze van pensioen volgens de bij de Republiek Indonesië van kracht zijnde regelingen is verkregen, uit hun in artikel 1, onder I bedoeld dienstverband worden ontslagen, mits dat ontslag, zulks ter beslissing van de commissie, is verleend anders dan op eigen verzoek en niet is te wijten aan eigen schuld of toedoen, de voldoening van de rechten en aanspraken als omschreven in artikel 2, lid 1, met uitzondering van het recht op vrije overtocht naar Nederland.
2.
Aan Indonesische staatsburgers, gewezen Nederlanders, die, waren zij Nederlanders gebleven, zouden hebben behoord tot de gewezen overheidsdienaren als bedoeld in artikel 1, onder II, garandeert het Rijk de voldoening van alle rechten en aanspraken, welke hun op grond van het verleende ontslag ingevolge het bepaalde in artikel 3 zouden zijn toegekomen, indien zij Nederlanders waren gebleven, met uitzondering van het recht op vrije overtocht naar Nederland.
3.
Aan de weduwe en wezen van een overleden Indonesische staatsburger als bedoeld in de leden 1 en 2 garandeert het Rijk de voldoening van alle rechten en aanspraken, welke hun op grond van dat overlijden ingevolge het bepaalde in artikel 4 zouden toekomen, indien de overledene Nederlander ware gebleven, met uitzondering van het recht op vrije overtocht naar Nederland.
4.
In bijzondere gevallen kan, ter beslissing van de commissie, aan de in de vorige leden bedoelde personen, die, waren zij Nederlanders gebleven, uit hoofde van of krachtens deze wet recht op vrije overtocht naar Nederland zouden hebben, vrij vervoer naar Nederland op redelijke voorwaarden worden verleend.
5.
De Indonesische staatsburgers, die garanties genieten krachtens het bepaalde in lid 2 van artikel 8a, zoals dat luidde ingevolge de wet van 21 December 1951 (Stb. 591), behouden deze garanties, met dien verstande, dat de artikelen 4a tot en met 8 van overeenkomstige toepassing zijn.