Einde inhoudsopgave
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië
Artikel 4c
Geldend
Geldend vanaf 24-07-1954. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 03-06-1950
- Bronpublicatie:
07-07-1954, Stb. 1954, 312 (uitgifte: 01-01-1954, kamerstukken: 3310 )
- Inwerkingtreding
24-07-1954, terugwerkend tot: 03-06-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-07-1954, Stb. 1954, 312 (uitgifte: 01-01-1954, kamerstukken: 3310 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
Voor de toepassing van deze wet wordt aangenomen, dat bij wijziging of intrekking van de op 5 Augustus 1949 van kracht zijnde bezoldigingsregelingen deze ongewijzigd van kracht zijn gebleven.
2.
Op pensioen of onderstand bij wijze van pensioen wordt, indien bij de vaststelling van de grondslagen daarvan rekening is gehouden met bezoldigingen, welke zijn toegekend op grond van na 31 December 1948 geldende bezoldigingregelingen[lees: bezoldigingsregelingen], buiten Indonesië geen duurtetoeslag en kindertoelage toegekend, tenzij het bedrag van dat pensioen of die onderstand minder bedraagt dan het bedrag aan pensioen of onderstand bij wijze van pensioen, dat zou zijn genoten, indien voor de vaststelling van de grondslag uitsluitend rekening zou zijn gehouden met bezoldigingen, toegekend op basis van de vóór 1 Januari 1949 bestaande bezoldigingsregelingen, vermeerderd met de toekomende duurtetoeslag en kindertoelage, in welk geval het verschil tussen beide bedoelde bedragen in de vorm van een duurtetoeslag wordt toegekend.