Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/15.4.7.1
15.4.7.1 Bezwarende titel in het geval van een winstrecht / winstuitkering als tegenwaarde
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS366938:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Een renteswap (ook wel als “Interest Rate Swap” of afgekort als “IRS” aangeduid) is een overeenkomst tussen twee partijen om gedurende een bepaalde periode rentebetalingen over een bepaalde hoofdsom uit te wisselen. Daardoor is het mogelijk om een vastrentende lening om te zetten in variabel rentende lening en omgekeerd, zonder dat de hoofdsommen uitgewisseld hoeven te worden. Opgemerkt zij dat bij een swap ieder van de partijen voor de zelf aangegane lening schuldenaar blijft. Er vindt dus geen schuldoverneming plaats. Vaak is de ene partij een onderneming en is de wederpartij een bank die toegang heeft tot de kapitaalmarkt. Bij een (defensieve) renteswap ruilt een onderneming de renteverplichtingen met de bank. De onderneming, die geen toegang heeft tot de kapitaalmarkt, zal een lening hebben afgesloten met een variabele rente. De (openbare) kapitaalmarkt voor vastrentende leningen is voor bedrijven moeilijk toegankelijk. De bank, die toegang heeft tot de openbare kapitaalmarkt, kan leningen afsluiten met een vaste rente. Door een swap aan te gaan, kan de onderneming zijn variabele renterisico afdekken. Normaliter vraagt de bank een vergoeding voor het mogelijk maken van de renteswap. Zie: A.H. Bomer en T. Munneke, Ruilen zonder huilen? Omzetbelastingaspecten van swaps en vergelijkbare risicobeheersingsinstrumenten, WFR 1994/6101, blz. 634 en 635.
Een valutaswap (ook wel als “currency-swap” aangeduid) is een transactie waarbij partijen overeenkomen bepaalde hoofdsommen in verschillende valuta te ruilen, waarbij dezelfde hoeveelheid tegen dezelfde wisselkoers in de toekomst wordt wedergeruild. Anders dan bij een renteswap worden bij een valutaswap de hoofdsommen uiteindelijk geruild. Zie: A.H. Bomer en T. Munneke, Ruilen zonder huilen? Omzetbelastingaspecten van swaps en vergelijkbare risicobeheersingsinstrumenten, WFR 1994/6101, blz. 635.
In dezelfde zin: A.H. Bomer en T. Munneke, Ruilen zonder huilen? Omzetbelastingaspecten van swaps en vergelijkbare risicobeheersingsinstrumenten, WFR 1994/6101, blz. 635 en O. Henkow, Financial Activities in European VAT (diss.), Kluwer Law International, Alphen aan den Rijn, 2008, blz. 254.
HR 12 juni 1996, nr. 31 175, BNB 1996/346.
Voor wat betreft de vaststelling of van een bezwarende titel sprake is, acht ik het niet zinvol een onderscheid te maken tussen het winstrecht en de (eventuele) winstuitkering. Op het moment dat partijen overeenkomen dat de één een prestatie zal verrichten, waarvoor de ander hem een recht op eventuele winst zal verstrekken, staat vast dat er een rechtsbetrekking bestaat, waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld, terwijl er een rechtstreeks verband tussen de bedongen vergoeding en de daartegenover staande prestaties is. Het winstrecht (recht op de eventuele winstuitkering) is op geld te waarderen, zij het dat het criterium van een subjectieve tegenwaarde uit de zaak Coöperatieve aardappelenbewaarplaats dan niet te strikt moet worden toegepast (zie paragraaf 15.4.4).
Vanuit een zuiver wetenschappelijk oogpunt is het recht op de eventuele winst op geld te waarderen op het moment dat de prestatie wordt verricht. Bij die waardering wordt onzekerheidsfactor met betrekking tot de werkelijke winstuitkering verdisconteerd in de waarde van het recht. Of vervolgens ook daadwerkelijk een winstuitkering plaatsvindt, is niet meer van belang. Het voorwerp van de overeenkomst is immers de winstuitkering zelf. De uiteindelijke winstuitkering is slechts een uitvoering van de overeenkomst. Ook wanneer uiteindelijk geen winstuitkering plaatsvindt, is toch een dienst onder bezwarende titel verricht. Op het moment dat de overeenkomst werd aangegaan had het winstrecht een zekere waarde, waarin de onzekerheidsfactor was verdisconteerd. Vindt een winstuitkering uiteindelijk niet plaats, dan komt de bezwarende titel daarmee niet achteraf te ontvallen. Voor de vraag of er een bezwarende titel is, hoeft het winstrecht niet van de winstuitkering te worden onderscheiden. In dit opzicht valt een vergelijking te maken met verzekeringsovereenkomsten. De bezwarende titel komt niet te ontvallen in het geval inderdaad een schade-uitkering plaatsvindt die de betaalde premies overstijgt. De schade-uitkering betreft de loutere uitvoering van de overeenkomst. Het is het voorwerp van de overeenkomst. In de betaalde premies is de onzekerheidsfactor verdisconteerd. Ook in het geval van zogenoemde “swaptransacties” biedt deze benadering uitkomst. Een “swap” is een financieel derivaat waarbij de ene partij voor een bepaalde periode een risico ruilt tegen het risico van een andere partij. Het zijn dus ruiltransacties. Bekende vormen van “swaps” zijn renteswaps1 en valutaswaps.2 Combinaties en varianten op deze hoofdvormen komen in de praktijk voor. In het geval van swaps is onzeker of en zo ja, tot welk beloop uiteindelijk een geldbedrag zal worden ontvangen. Partijen komen overeen elkaars risico (gedeeltelijk) over te nemen. In het overnemen van elkaars risico in geval van swaptransacties zijn diensten onder bezwarende titel te onderkennen.3 De uiteindelijke geldbedragen die worden uitgekeerd zijn niet meer relevant voor het antwoord op de vraag of van een bezwarende titel sprake is.
Strikte toepassing van het bovenstaande de situatie waarin (professionele) sporters een prijzengeld kunnen opstrijken indien zij een zeker, vooraf bepaald wedstrijdresultaat halen, leidt tot de vaststelling dat op het moment dat de sporter en de organisatie die de wedstrijd organiseert een dergelijke overeenkomst sluiten, van een bezwarende titel sprake is. Of een sporter uiteindelijk de prijs ontvangt is – vanuit een strikt wetenschappelijk oogpunt – niet meer relevant. Bij aanvang van de wedstrijd was sprake van een rechtsbetrekking waarbij over en weer prestaties werden uitgewisseld, terwijl er een rechtstreeks verband tussen de bedongen vergoeding en de daartegenover staande prestatie was. Het prijzengeld was te waarderen op geld (al lijkt dat in het geval van een sportprestatie verdacht veel op hetgeen bij weddenschappen gebeurt), waarbij de onzekerheidsfactor verdisconteerd zou zijn. Ook wanneer de betreffende sporter het prijzengeld niet wint, moet – strikt theoretisch – de bezwarende titel niet geacht worden te zijn komen ontvallen. De sporter die de prijs niet wint heeft wel degelijk een dienst onder bezwarende titel verricht, maar de maatstaf van heffing is nihil. Het is dan niet zo vreemd om uiteindelijk niet het recht op het prijzengeld als uitgangspunt te nemen maar de daadwerkelijke uitkering van het prijzengeld als uitgangspunt te nemen. Weliswaar is dat wellicht is dat vanuit een wetenschappelijk oogpunt niet zuiver, het beantwoordt mijns inziens wel aan het doelmatigheidsbeginsel. Ik kan me dan ook vinden in het arrest van de Hoge Raad van 12 juni 1996 inzake prijzengelden. De Hoge Raad oordeelde dat de prijzengelden die een (belastingplichtige) sporter ontving, de bezwarende titel vormden voor diensten (deelname aan sportwedstrijden) die hij jegens de organisatie van de wedstrijd verrichtte.4
Ik acht het van belang een onderscheid te maken tussen situaties waarin de onzekere factor voorwerp van de overeenkomst is en gevallen waarin een onzekere factor een onderdeel vormt van de afspraken met betrekking tot de vergoeding voor een prestatie. Een winstuitkering verschilt van bijvoorbeeld een zogenoemde “succesfee”. Het voorwerp van de overeenkomst is in het geval van een succesfee niet de succesfee zelf. Het voorwerp is de verstrekte dienst. De succesfee maakt onderdeel uit van de afspraken inzake de betaling voor de verleende dienst. Het betreft een betaling onder opschortende voorwaarde. Een bezwarende titel is dan al vastgesteld: een dienst en een betaling van een welbepaald bedrag. Een winstuitkering is het voorwerp van een overeenkomst. De uiteindelijke betaling ervan vormt de uitvoering van de overeenkomst.