Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies en emissies uit de veehouderij (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging)
Artikel 23 Milieu-inspecties
Geldend
Geldend vanaf 04-08-2024
- Bronpublicatie:
24-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1785 (uitgifte: 15-07-2024, regelingnummer: 2024/1785)
- Inwerkingtreding
04-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1785 (uitgifte: 15-07-2024, regelingnummer: 2024/1785)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
1.
De lidstaten zetten een systeem van milieu-inspecties van installaties op voor het onderzoek van het volledige spectrum van relevante milieueffecten van de betrokken installaties.
De lidstaten zorgen ervoor dat de exploitanten de bevoegde autoriteiten alle noodzakelijke assistentie verlenen om die autoriteiten in staat te stellen bezoeken ter plaatse uit te voeren, monsters te nemen en de informatie te verzamelen die nodig is voor het vervullen van hun taken in het kader van deze richtlijn.
2.
De lidstaten zorgen ervoor dat er voor alle installaties een milieu-inspectieplan op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau is en zien erop toe dat dit plan geregeld wordt getoetst en, waar nodig, bijgewerkt.
3.
Elk milieu-inspectieplan omvat de volgende elementen:
- a)
een algemene beoordeling van de relevante en significante milieuaspecten;
- b)
het geografisch gebied waarop het inspectieplan betrekking heeft;
- c)
een register van de installaties waarop het plan betrekking heeft;
- d)
procedures voor het opstellen van programma's voor routinematige milieu-inspecties overeenkomstig lid 4;
- e)
procedures voor niet-routinematige milieu-inspecties overeenkomstig lid 5;
- f)
voor zover nodig, bepalingen inzake samenwerking tussen verschillende inspectie-instanties.
4.
Op basis van de inspectieplannen stelt de bevoegde autoriteit geregeld programma's voor routinematige milieu-inspecties op, waarbij de frequentie van de bezoeken ter plaatse voor de verschillende types installaties wordt vermeld.
De periode tussen twee bezoeken ter plaatse wordt gebaseerd op een systematische evaluatie van de milieurisico's van de betrokken installaties en beloopt ten hoogste één jaar voor installaties met de grootste risico's en drie jaar voor installaties met de kleinste risico's.
Indien bij een inspectie een ernstige inbreuk op de vergunningsvoorwaarden wordt vastgesteld, wordt binnen de zes maanden na die inspectie een extra bezoek ter plaatse verricht.
De systematische evaluatie van de milieurisico's wordt gebaseerd op ten minste de volgende criteria:
- a)
de potentiële en de reële gevolgen van de betrokken installaties voor de gezondheid van de mens en voor het milieu, rekening houdend met de emissieniveaus en de soorten emissies, de gevoeligheid van het plaatselijke milieu en het risico van ongevallen;
- b)
de naleving tot dusverre van de vergunningsvoorwaarden;
- c)
de deelname van de exploitant aan het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Unie (EMAS) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009(1).
De Commissie stelt richtsnoeren vast betreffende de criteria voor de beoordeling van milieurisico’s, en indien toepasselijk actualiseert zij deze.
5.
Niet-routinematige milieu-inspecties worden uitgevoerd om ernstige milieuklachten, ernstige milieuongevallen, incidenten en gevallen van niet-naleving zo snel mogelijk en in voorkomend geval vóór de afgifte, toetsing of bijstelling van een vergunning te onderzoeken.
6.
Na elk bezoek ter plaatse stelt de bevoegde autoriteit een verslag op waarin de relevante bevindingen ten aanzien van de naleving van de vergunningsvoorwaarden door de installatie en de conclusies ten aanzien van de eventuele noodzaak van verdere maatregelen worden neergelegd.
Het verslag wordt binnen twee maanden na het bezoek ter plaatse ter kennis gebracht van de betrokken exploitant. Het verslag wordt door de bevoegde autoriteit overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieuinformatie (2) binnen vier maanden nadat het bezoek ter plaatse heeft plaatsgevonden, openbaar gemaakt.
Onverminderd artikel 8, lid 2, ziet de bevoegde autoriteit erop toe dat de exploitant binnen een redelijke termijn alle in het verslag vermelde noodzakelijke maatregelen neemt.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).
PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26.