Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies en emissies uit de veehouderij (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging)
Bijlage VIII Technische bepalingen voor installaties die titaandioxide produceren
Geldend
Geldend vanaf 06-01-2011
- Redactionele toelichting
Deze bijlage is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2012, L 158). De wijzigingsopdracht betreffende deel 1 komt niet overeen met de te wijzgen tekst.
- Bronpublicatie:
24-11-2010, PbEU 2010, L 334 (uitgifte: 17-12-2010, regelingnummer: 2010/75/EU)
- Inwerkingtreding
06-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2010, PbEU 2010, L 334 (uitgifte: 17-12-2010, regelingnummer: 2010/75/EU)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
Deel 1. Emissiegrenswaarden voor emissies in water
1
Installaties die van het sulfaatproces gebruikmaken (jaarlijks gemiddelde):
550 kg sulfaat per geproduceerde ton titaandioxide.
2
Installaties die van het chlorideproces gebruikmaken (jaarlijks gemiddelde):
- a)
130 kg chloride per geproduceerde ton titaandioxide bij gebruik van natuurlijk rutiel,
- b)
228 kg chloride per geproduceerde ton titaandioxide bij gebruik van synthetisch rutiel,
- c)
330 kg chloride per geproduceerde ton titaandioxide bij gebruik van slakken, Voor in zout water (in estuaria, langs de kust, in volle zee) lozende installaties mag een emissiegrenswaarde gelden van 450 kg chloride per geproduceerde ton titaandioxide bij gebruik van slakken.
3
Voor installaties die van het chlorideproces gebruikmaken en die meer dan één soort erts gebruiken, gelden de waarden in punt 2 naar rata van de hoeveelheden waarin deze ertsen worden gebruikt.
Deel 2. Emissiegrenswaarden voor lucht
1
De emissiegrenswaarden, uitgedrukt als massaconcentratie per kubieke meter (Nm3), worden berekend bij een temperatuur van 273,15 K en een druk van 101,3 kPa.
2
Voor stof: een uurgemiddelde van 50 mg/Nm3 uit de voornaamste bronnen en een uurgemiddelde van 150 mg/Nm3 uit andere bronnen.
3
Voor lozingen van gasvormig zwaveldioxide en zwaveltrioxide afkomstig van ontsluiting en roosting, met inbegrip van zuurdruppels, berekend als SO 2 -equivalent,
- a)
een jaargemiddelde van 6 kg per geproduceerde ton titaandioxide;
- b)
een uurgemiddelde van 500 mg/Nm3 voor installaties voor de concentratie van afvalzuren.
4
Voor chloor in het geval van installaties die gebruikmaken van het chlorideproces:
- a)
een dagelijkse gemiddelde van 5 mg/Nm3;
- b)
tot een momentane waarde van 40 mg/Nm3.
Deel 3. Emissiemonitoring
De monitoring van emissie in de lucht omvat ten minste een continue meting van:
- a)
lozingen van gasvormig zwaveldioxide en zwaveltrioxide afkomstig van ontsluiting en roosting uit inrichtingen voor de concentratie van afvalzuren in installaties die van het sulfaatproces gebruikmaken;
- b)
chloor dat afkomstig is uit de voornaamste bronnen in installaties die gebruikmaken van het chlorideproces;
- c)
stof dat afkomstig is uit de voornaamste bronnen.