Einde inhoudsopgave
RvdW 2017/213
Beklag, beslag ex art. 94a Sv op banktegoeden t.n.v. klager. Oordeel dat voldoende aanwijzingen bestaan voor het vermoeden dat op zijn bankrekeningen geldbedragen zijn gestort die afkomstig zijn van zijn zoon en dat dit is geschied met het kennelijke doel het uitwinnen van het geld onder zijn zoon te bemoeilijken of te verhinderen onvoldoende gemotiveerd.
HR 31-01-2017, ECLI:NL:HR:2017:121
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31 januari 2017
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink
- Zaaknummer
16/02018
- Conclusie
A-G mr. W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:121, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑01‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1449, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑11‑2016
Essentie
Beklag, beslag ex art. 94a Sv op banktegoeden t.n.v. klager. Oordeel dat voldoende aanwijzingen bestaan voor het vermoeden dat op zijn bankrekeningen geldbedragen zijn gestort die afkomstig zijn van zijn zoon en dat dit is geschied met het kennelijke doel het uitwinnen van het geld onder zijn zoon te bemoeilijken of te verhinderen onvoldoende gemotiveerd.
Partij(en)
Beschikking op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 18 maart 2016, nummer RK 15/1088, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door: [klager]. Adv.: mr. N. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.