HR 17 januari 1984, NJ 1984/479; HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659, NJ 2005/448; HR 18 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4824, NJ 2006/379, HR 19 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3135, HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0096, NJ 2011/228, HR 22 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6181, NJ 2012/502 en HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4474.
HR, 09-01-2018, nr. 16/01512
ECLI:NL:HR:2018:24, Conclusie: Contrair, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-01-2018
- Zaaknummer
16/01512
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:24, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑01‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1409, Contrair
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2016:809, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
ECLI:NL:PHR:2017:1409, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑11‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:24, Contrair
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑01‑2017
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0003 met annotatie van J.H.J. Verbaan
NbSr 2018/108
Uitspraak 09‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Door verdachte gemaakt en online geplaatst computerspel waarin aangevers figureren als schietschijven. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (meermalen gepleegd) a.b.i. art. 285.1 Sr? HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2005:AT3659 m.b.t. eis dat bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze het leven zou kunnen verliezen. Hof heeft vastgesteld dat het door verdachte gemaakte computerspel met als titel 'The [naam bedrijf aangevers] massacre IV' online stond, dat de in de bewezenverklaring genoemde teksten en afbeeldingen op pagina's die werden gebruikt binnen dat spel waren geplaatst, dat de bedoeling van het spel was om poppetjes en konijnen met daarop foto's van de gezichten van aangevers neer te schieten en dat tussen verdachte en die aangevers een zakelijk geschil bestond. Zonder nadere motivering die ontbreekt is ‘s Hofs kennelijke oordeel dat bij aangevers in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat daadwerkelijk op hen zou worden geschoten en dat zij daarbij het leven zouden kunnen verliezen, niet begrijpelijk. CAG: anders.
Partij(en)
9 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/01512
AJ/AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 3 maart 2016, nummer 23/005803-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.
1. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk is beperkt tot de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.D. Rijnsburger, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde onvoldoende met redenen is omkleed, nu uit de bewijsvoering van het Hof niet zonder meer kan volgen dat de verdachte [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 14 december 2012 tot en met 13 maart 2013 te Amsterdam [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk een computerspel/shootersgame, bereikbaar via www. [naam bedrijf aangevers] .cu.cc, met als titel " [naam bedrijf aangevers] massacre IV ", gemaakt en/of (vervolgens) openbaar toegankelijk online geplaatst waarin (onder meer)
- op de beginpagina van voornoemd(e) computerspel/shootersgame de tekst "Help defend [naam bedrijf aangevers] against the modern bancruptors, an evil race of slimey slugs from the depths of modern society's rectum. But beware, although appearing to be friendly bunnies, every now and then they show their true nature, as they try to bring you down when you are at your weakest! Shoot them when they're friendly or throwing bombs, or be doomed. May the force be with you", naast een of meer bewerkte foto's van voornoemde [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] is geplaatst en
- op spelpagina's poppetjes en konijnen met een foto van het gezicht van voornoemde [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] staan afgebeeld die middels een muisklik neergeschoten kunnen worden en
- op pagina's (op een afbeelding van een patroon) de teksten (al dan niet in de Engelse taal) "shoot them motherfuckers" en "reload and shoot some more" staan weergegeven."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL136C 2013062122-2 van 14 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina's 1 - 6.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 maart 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Deze aangifte gaat over [verdachte] (het hof begrijpt hier en verder: de verdachte [verdachte] ). Ik ben mede-eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf aangevers] . [verdachte] is voor ons werkzaam als zzp'er. Op 14 december 2012 heeft tussen [verdachte] en mij een woordenwisseling plaatsgevonden over betalingen. Op 14 maart 2013 bevond ik mij in het bedrijf in Amsterdam. Ik werd door [betrokkene 2] (het hof begrijpt hier en verder:
[betrokkene 2] ) bij hem geroepen. Ik zag dat [betrokkene 2] mij een website liet zien met daarop een spelletje. Ik zag dat het webadres http://www. [naam bedrijf aangevers] .cu.cc/ was. Ik zag op die website de startpagina van een spel. Ik zag dat dit spelletje de titel " [naam bedrijf aangevers] Massacre IV " had. Ik zag dat er op het beginscherm van het spel stond geschreven. "Help defend [naam bedrijf aangevers] against the bancruptors, an evil race of slimey slugs from the depths of modern society's rectum. But beware, although appearing to be friendly bunnies, every now and then they show their true nature, as they try to bring you down when you are at your weakest! Shoot them when they're friendly or throwing bombs, or be doomed! May the force be with you". Ik zag dat er op de beginpagina van het spel twee maal het gezicht van [betrokkene 2] , blijkbaar geknipt uit een foto van hem, was geplaatst. Tevens zag ik dat op deze pagina ook foto's van mijn gezicht en het gezicht van collega [betrokkene 3] , waren geplaatst. De gezichten waren op poppetjes geplakt. Door met de muis op de poppetjes te klikken zag ik dat de poppetjes werden neergeschoten. Linksboven in het spel was een zon zichtbaar. In deze zon was het hoofd van [verdachte] te zien. Ik was door het spel van mijn stuk gebracht. Ik vroeg me af waar voor [verdachte] de fictie stopt en of er voor hem hier een werkelijke gedachtegang achter zit. Hierdoor voel ik mij ook bedreigd. Onder aan de pagina was een kogel te zien. Ik zag dat op de kogel de tekst stond "Reload and shoot some more!".
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL136C 2013062122-1 van 14 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina's 7 - 10.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 maart 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
Ik ben mede-eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf aangevers] in Amsterdam. [verdachte] (het hof begrijpt hier en verder: de verdachte [verdachte] ) is voor ons bedrijf werkzaam als zzp'er. Op 14 december 2012 heeft een incident in ons bedrijf plaatsgevonden, waarbij [verdachte] verbaal erg agressief was. [betrokkene 1] (het hof begrijpt hier en verder: [betrokkene 1] ) heeft toen tegen [verdachte] gezegd dat wij geen zaken meer met elkaar zouden doen, omdat er door deze onverwachte actie van [verdachte] geen wederzijds vertrouwen meer was. Gisteren 13 maart 2013 werd ik gebeld door een klant van mij. Ik hoorde hem zeggen dat ik op een rare website vermeld stond. Vandaag 14 maart 2013 ben ik op internet gaan zoeken op www.google.nl. Ik zocht met de termen ' [naam bedrijf aangevers] ondergang'. De eerste link die ik tegen kwam was: http://www. [naam bedrijf aangevers] .cu.cc/. Deze website is niet onze officiële website. Ik zag een balk met de tekst "shoot them motherfuckers". Ik zag foto's van [betrokkene 1] , [betrokkene 3] (het hof begrijpt hier en verder [betrokkene 3] ) en mij. Toen ik op de bovengenoemde balk klikte, zag ik dat je ons door middel van een muisklik in een spelvorm kon doodschieten. [verdachte] wordt ook afgebeeld in het spel, maar hij staat als zon boven ons afgebeeld. Dit spelletje ging mij echt te ver en ik voel mij erg bedreigd.
3. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL136C 2013062122-12 van 15 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina's 11 - 13.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 maart 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
Ik ben werkzaam als projectleider bij [naam bedrijf aangevers] in Amsterdam. Mijn aangifte is gericht tegen [verdachte] (het hof begrijpt hier en verder: de verdachte [verdachte] ). [verdachte] werkte voor [naam bedrijf aangevers] als zzp'er. De reden van deze aangifte is het spel dat [verdachte] online heeft gepubliceerd op de website http://www. [naam bedrijf aangevers] .cu.cc. Op 14 maart 2013 liet [betrokkene 2] (het hof begrijpt hier en verder:
[betrokkene 2] ) mij op het bedrijf de website zien. Op de website van het spel zag ik dat een foto van mij werd getoond. Ik zag dat mijn gezicht was geplakt op poppetjes die je in het spel kon neerschieten. Ik wil aangifte doen van bedreiging.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL136C 2013062122-3 van 14 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina's 34 - 36.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 14 maart 2013 bekeek ik de website http://www. [naam bedrijf aangevers] .cu.cc/. Ik zag dat er verschillende pagina's werden gebruikt binnen het spel. Ik zag dat ik, zodra ik de website van het spel startte, op de begin pagina van het spel kwam. Ik zag dat dit spel de titel " [naam bedrijf aangevers] Massacre IV " was gegeven. Ik zag dat er op het beginscherm van het spel stond geschreven: "Help defend [naam bedrijf aangevers] against the bancruptors, an evil race of slimey slugs from the depths of modern society's rectum. But beware, although appearing to be friendly bunnies, every now and then they show their true nature, as they try to bring you down when you are at your weakest! Shoot them when they're friendly or throwing bombs, or be doomed. May the force be with you". Ik zag dat op de beginpagina van het spel twee maal het gezicht van [betrokkene 2] te zien was. Een van de gezichten was op een poppetje geplaatst. Tevens zag ik dat een foto van het gezicht van [betrokkene 1] was gebruikt op de beginpagina. Dit gezicht was ook geplakt op de beeltenis van een poppetje. Ik zag ook dat er een foto van een gezicht van een mij onbekende derde man op de begin pagina was gebruikt. Ik had eerder van [betrokkene 1] gehoord dat dit zijn college [betrokkene 3] zou betreffen. Ik zag dat op de startknop, welke de vorm van een patroon had, stond te lezen: "Shoot them motherfuckers!". Toen ik het spel begon zag ik dat er achter heuveltjes poppetjes omhoog kwamen. Bij deze poppetjes waren wederom foto's van [betrokkene 3] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] gebruikt voor de hoofden. Ik klikte vervolgens op een van de poppetjes. Ik zag dat de score hierdoor van nul punten naar één punt ging. Ik zag tevens dat het poppetje op dat moment veranderde in een plaatje van een skelet met vlekken in de kleur rood er om heen. Ik zag dat vanaf level vier konijnen verschenen aan de zijkanten van het scherm. Ik zag dat voor de hoofden van de konijnen wederom de foto's met daarop de gezichten van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] waren gebruikt. Op het eindscherm van het spel zag ik weer een plaatje van een patroon. Hierop stond geschreven "Reload en shoot some more".
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 18 februari 2016.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb het computerspelletje ' [naam bedrijf aangevers] massacre IV ' gemaakt. Het klopt dat ik [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in dat spel heb afgebeeld als poppetjes en konijnen die moeten worden neergeschoten. Ik heb het spel aan een aantal lotgenoten van mij laten zien."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, voorts het volgende overwogen:
"Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het opzet van de verdachte er niet op gericht was dat het spel de aangevers zou bereiken. Er is ook geen sprake van voorwaardelijk opzet. De verdachte heeft het spel op een afgeschermd, niet geïndexeerd gedeelte van zijn website geplaatst. De kans dat het spel gevonden zou worden door iemand die niet van het bestaan van het spel af wist is zeer gering en dus niet aanmerkelijk te noemen.
(...)
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het spel een satirisch karakter heeft en derhalve niet als bedreigend kan worden aangemerkt.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat heeft betoogd dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend dient te worden bewezen. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van voorwaardelijk opzet bij de verdachte. De verdachte heeft het spel immers op internet geplaatst en aan anderen laten zien. Door aldus te handelen heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat het spel de aangevers zou bereiken.
Het oordeel van het hof
Op 13 maart 2013 kwam aangever [betrokkene 2] er achter dat op de website http://www. [naam bedrijf aangevers] .cu.cc/ een computerspel online stond met als titel ' [naam bedrijf aangevers] massacre IV '. In het spel waren poppetjes te zien met daarop foto's van de gezichten van aangevers [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . De bedoeling van het spel was voornoemde poppetjes neer te schieten. De verdachte heeft toegegeven het spel te hebben gemaakt, maar heeft ontkend het op bovengenoemde, voor het publiek toegankelijke, website te hebben geplaatst. De verdachte heeft immers verklaard dat hij het spel op een afgeschermd gedeelte van zijn eigen website (www. [...] .nl) heeft geplaatst en niet te weten hoe het spel op de eerstgenoemde website terecht is gekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij het spel aan een aantal mensen heeft laten zien welke in het verleden met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben samengewerkt, door de verdachte aangeduid als 'lotgenoten'. De verdachte heeft voorts verklaard dat wanneer iemand de specifieke URL kende waarop het spel te vinden was, het spel (publiekelijk) toegankelijk was. Een wachtwoord was in een dergelijk geval niet vereist. In andere gevallen was het moeilijk, zo niet onmogelijk het spel te vinden.
Door het spel aan verschillende personen te laten zien heeft de verdachte het spel voor deze personen vindbaar en dus toegankelijk gemaakt, nu er verder geen wachtwoord of iets dergelijke vereist was. Door de website aan deze personen te tonen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat het spel via (een van) hen bij [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] terecht zou komen. Temeer nu de verdachte wist dat deze specifieke personen een (al dan niet negatieve) zakelijke relatie met de aangevers hebben gehad.
(...)
De teksten en afbeeldingen en met name het doel van het spel, zijn van dien aard dat zij een bedreigend karakter hebben. Het voorgaande in samenhang bezien met de omstandigheid dat tussen de verdachte en de aangevers een zakelijk geschil bestond, maakt dat het hof van oordeel is dat bij [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] de redelijke vrees kon ontstaan dat daadwerkelijk op hen geschoten zou worden. Dat het spel volgens de verdediging een satirisch karakter heeft doet hieraan niet af."
2.3.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is in een geval als het onderhavige vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze het leven zou kunnen verliezen (vgl. HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659, NJ 2005/448).
2.4.
Het Hof heeft vastgesteld - kort gezegd - dat het door de verdachte gemaakte computerspel met als titel ' [naam bedrijf aangevers] massacre IV ' online stond, dat de in de bewezenverklaring genoemde teksten en afbeeldingen op pagina's die werden gebruikt binnen dat spel waren geplaatst, dat de bedoeling van het spel was om poppetjes en konijnen met daarop foto's van de gezichten van de aangevers [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] neer te schieten en dat tussen de verdachte en die aangevers een zakelijk geschil bestond.
2.5.
Zonder nadere motivering die ontbreekt is het kennelijke oordeel van het Hof dat bij de aangevers in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat daadwerkelijk op hen zou worden geschoten en dat zij daarbij het leven zouden kunnen verliezen, niet begrijpelijk.
2.6.
Voor zover het middel hierover klaagt, is het terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen -;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 januari 2018.
Conclusie 14‑11‑2017
Inhoudsindicatie
Door verdachte gemaakt en online geplaatst computerspel waarin aangevers figureren als schietschijven. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (meermalen gepleegd) a.b.i. art. 285.1 Sr? HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2005:AT3659 m.b.t. eis dat bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze het leven zou kunnen verliezen. Hof heeft vastgesteld dat het door verdachte gemaakte computerspel met als titel 'The [naam bedrijf aangevers] massacre IV' online stond, dat de in de bewezenverklaring genoemde teksten en afbeeldingen op pagina's die werden gebruikt binnen dat spel waren geplaatst, dat de bedoeling van het spel was om poppetjes en konijnen met daarop foto's van de gezichten van aangevers neer te schieten en dat tussen verdachte en die aangevers een zakelijk geschil bestond. Zonder nadere motivering die ontbreekt is ‘s Hofs kennelijke oordeel dat bij aangevers in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat daadwerkelijk op hen zou worden geschoten en dat zij daarbij het leven zouden kunnen verliezen, niet begrijpelijk. CAG: anders.
Nr. 16/01512 Zitting: 14 november 2017 | Mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 3 maart 2016 door het hof Amsterdam vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde en wegens 2. “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. Voorts heeft het hof de inleidende dagvaarding nietig verklaard voor wat betreft het onder 3 ten laste gelegde feit en het openbaar ministerie ter zake van het onder 4 tenlastegelegde niet-ontvankelijk verklaard in zijn vervolging.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. M.D. Rijnsburger, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel komt op tegen de motivering van de bewezenverklaring
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 14 december 2012 tot en met 13 maart 2013 te Amsterdam [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk een computerspel/shootersgame, bereikbaar via www. [naam bedrijf aangevers] .cu.ee, met als titel “ [naam bedrijf aangevers] massacre IV ", gemaakt en/of (vervolgens) openbaar toegankelijk online geplaatst waarin (onder meer)
- op de beginpagina van voornoemd(e) computerspel/shootersgame de tekst "Help defend [naam bedrijf aangevers] against the modern bancruptors, an evil race of slimey slugs from the depths of modern society’s rectum. But beware, although appearing to be friendly bunnies, every now and then they show their true nature, as they try to bring you down when you are at your weakest! Shoot them when they're friendly or throwing bombs, or be doomed. May the force be with you", naast een of meer bewerkte foto’s van voornoemde [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] is geplaatst en
- op spelpagina's poppetjes en konijnen met een foto van het gezicht van voornoemde [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] staan afgebeeld die middels een muisklik neergeschoten kunnen worden en
- op pagina's (op een afbeelding van een patroon) de teksten (al dan niet in de Engelse taal) "shoot them motherfuckers en reload and shoot some more" staan weergegeven.”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL136C 2013062122-2 van 14 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina’s 1- 6.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 maart 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Deze aangifte gaat over [verdachte] (het hof begrijpt hier en verder: de verdachte [verdachte] ). Ik ben mede-eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf aangevers] . [verdachte] is voor ons werkzaam als zzp’er. Op 14 december 2012 heeft tussen [verdachte] en mij een woordenwisseling plaatsgevonden over betalingen. Op 14 maart 2013 bevond ik mij in het bedrijf in Amsterdam. Ik werd door [betrokkene 2] (het hof begrijpt hier en verder: [betrokkene 2] ) bij hem geroepen. Ik zag dat [betrokkene 2] mij een website liet zien met daarop een spelletje. Ik zag dat het webadres http://www. [naam bedrijf aangevers] .cu.cc/ was. Ik zag op die website de startpagina van een spel. Ik zag dat dit spelletje de titel “ [naam bedrijf aangevers] Massacre IV ” had. Ik zag dat er op het beginscherm van het spel stond geschreven: “Help defend [naam bedrijf aangevers] against the bancruptors, an evil race of slimey slugs from the depths of modem society's rectum. But beware, although appearing to be friendly bunnies, every now and then they show their true nature, as they try to bring you down when you are at your weakest! Shoot them when they're friendly or throwing bombs, or be doomed! May the force be with you”. Ik zag dat er op de beginpagina van het spel twee maal het gezicht van [betrokkene 2] , blijkbaar geknipt uit een foto van hem, was geplaatst. Tevens zag ik dat op deze pagina ook foto’s van mijn gezicht en het gezicht van collega [betrokkene 3] , waren geplaatst. De gezichten waren op poppetjes geplakt. Door met de muis op de poppetjes te klikken zag ik dat de poppetjes werden neergeschoten. Linksboven in het spel was een zon zichtbaar. In deze zon was het hoofd van [verdachte] te zien. Ik was door het spel van mijn stuk gebracht. Ik vroeg me af waar voor [verdachte] de fictie stopt en of er voor hem hier een werkelijke gedachtegang achter zit. Hierdoor voel ik mij ook bedreigd. Onder aan de pagina was een kogel te zien. Ik zag dat op de kogel de tekst stond “Reload and shoot some more!”.
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL136C 2013062122-1 van 14 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina’s 7-10.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 maart 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
Ik ben mede-eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf aangevers] in Amsterdam. [verdachte] (het hof begrijpt hier en verder: de verdachte [verdachte] ) is voor ons bedrijf werkzaam als zzp’er. Op 14 december 2012 heeft een incident in ons bedrijf plaatsgevonden, waarbij [verdachte] verbaal erg agressief was. [betrokkene 1] (het hof begrijpt hier en verder: [betrokkene 1] ) heeft toen tegen [verdachte] gezegd dat wij geen zaken meer met elkaar zouden doen, omdat er door deze onverwachte actie van [verdachte] geen wederzijds vertrouwen meer was. Gisteren 13 maart 2013 werd ik gebeld door een klant van mij. Ik hoorde hem zeggen dat ik op een rare website vermeld stond. Vandaag 14 maart 2013 ben ik op internet gaan zoeken op www.google.nl. Ik zocht met de termen ‘ [naam bedrijf aangevers] ondergang’. De eerste link die ik tegen kwam was: http://www. [naam bedrijf aangevers] .cu.cc/. Deze website is niet onze officiële website. Ik zag een balk met de tekst “shoot them motherfuckers”. Ik zag foto’s van [betrokkene 1] , [betrokkene 3] (het hof begrijpt hier en verder [betrokkene 3] ) en mij. Toen ik op de bovengenoemde balk klikte, zag ik datje ons door middel van een muisklik in een spelvorm kon doodschieten. [verdachte] wordt ook afgebeeld in het spel, maar hij staat als zon boven ons afgebeeld. Dit spelletje ging mij echt te ver en ik voel mij erg bedreigd.
3. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 13 6C 2013 062122-12 van 15 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina’s 11-13.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 maart 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
Ik ben werkzaam als projectleider bij [naam bedrijf aangevers] in Amsterdam. Mijn aangifte is gericht tegen [verdachte] (het hof begrijpt hier en verder: de verdachte [verdachte] ). [verdachte] werkte voor [naam bedrijf aangevers] als zzp’er. De reden van deze aangifte is het spel dat [verdachte] online heeft gepubliceerd op de website http://www. [naam bedrijf aangevers] .cu.cc. Op 14 maart 2013 liet [betrokkene 2] (het hof begrijpt hier en verder: [betrokkene 2] ) mij op het bedrijf de website zien. Op de website van het spel zag ik dat een foto van mij werd getoond. Ik zag dat mijn gezicht was geplakt op poppetjes die je in het spel kon neerschieten. Ik wil aangifte doen van bedreiging.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL136C 2013062122-3 van 14 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina’s 34-36.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 14 maart 2013 bekeek ik de website http://www. [naam bedrijf aangevers] .cu.cc/. Ik zag dat er verschillende pagina’s werden gebruikt binnen het spel. Ik zag dat ik, zodra ik de website van het spel startte, op de begin pagina van het spel kwam. Ik zag dat dit spel de titel “ [naam bedrijf aangevers] Massacre IV ” was gegeven. Ik zag dat er op het beginscherm van het spel stond geschreven: “Help defend [naam bedrijf aangevers] against the bancruptors, an evil race of slimey slugs from the depths of modem society's rectum. But beware, although appearing to be friendly bunnies, every now and then they show their true nature, as they try to bring you down when you are at your weakest! Shoot them when they're friendly or throwing bombs, or be doomed. May the force be with you”. Ik zag dat op de beginpagina van het spel twee maal het gezicht van [betrokkene 2] te zien was. Een van de gezichten was op een poppetje geplaatst. Tevens zag ik dat een foto van het gezicht van [betrokkene 1] was gebruikt op de beginpagina. Dit gezicht was ook geplakt op de beeltenis van een poppetje. Ik zag ook dat er een foto van een gezicht van een mij onbekende derde man op de begin pagina was gebruikt. Ik had eerder van [betrokkene 1] gehoord dat dit zijn college [betrokkene 3] zou betreffen. Ik zag dat op de startknop, welke de vorm van een patroon had, stond te lezen: “Shoot them motherfuckers!”. Toen ik het spel begon zag ik dat er achter heuveltjes poppetjes omhoog kwamen. Bij deze poppetjes waren wederom foto’s van [betrokkene 3] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] gebruikt voor de hoofden. Ik klikte vervolgens op een van de poppetjes. Ik zag dat de score hierdoor van nul punten naar één punt ging. Ik zag tevens dat het poppetje op dat moment veranderde in een plaatje van een skelet met vlekken in de kleur rood er om heen. Ik zag dat vanaf level vier konijnen verschenen aan de zijkanten van het scherm. Ik zag dat voor de hoofden van de konijnen wederom de foto’s met daarop de gezichten van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] waren gebruikt. Op het eindscherm van het spel zag ik weer een plaatje van een patroon. Hierop stond geschreven “Reload en shoot some more”.
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 18 februari 2016.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb het computerspelletje ‘ [naam bedrijf aangevers] massacre IV ’ gemaakt. Het klopt dat ik [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in dat spel heb afgebeeld als poppetjes en konijnen die moeten worden neergeschoten. Ik heb het spel aan een aantal lotgenoten van mij laten zien.”
6. Voorts heeft het hof in het bestreden arrest het volgende overwogen:
“Bewijsoverweging
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het opzet van de verdachte er niet op gericht was dat het spel de aangevers zou bereiken. Er is ook geen sprake van voorwaardelijk opzet. De verdachte heeft het spel op een afgeschermd, niet geïndexeerd gedeelte van zijn website geplaatst. De kans dat het spel gevonden zou worden door iemand die niet van het bestaan van het spel af wist is zeer gering en dus niet aanmerkelijk te noemen.
(…)
Het oordeel van het hof
Op 13 maart 2013 kwam aangever [betrokkene 2] er achter dat op de website http://www. [naam bedrijf aangevers] .cu.cc/ een computerspel online stond met als titel ‘ [naam bedrijf aangevers] massacre IV ’. In het spel waren poppetjes te zien met daarop foto’s van de gezichten van aangevers [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . De bedoeling van het spel was voornoemde poppetjes neer te schieten. De verdachte heeft toegegeven het spel te hebben gemaakt, maar heeft ontkend het op bovengenoemde, voor het publiek toegankelijke, website te hebben geplaatst. De verdachte heeft immer verklaard dat hij het spel op een afgeschermd gedeelte van zijn eigen website (www. [...] .nl) heeft geplaatst en niet te weten hoe het spel op de eerstgenoemde website terecht is gekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij het spel aan een aantal mensen heeft laten zien welke in het verleden met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben samengewerkt, door de verdachte aangeduid als ‘lotgenoten’. De verdachte heeft voorts verklaard dat wanneer iemand de specifieke URL kende waarop het spel te vinden was, het spel (publiekelijk) toegankelijk was. Een wachtwoord was in een dergelijk geval niet vereist. In andere gevallen was het moeilijk, zo niet onmogelijk het spel te vinden.
Door het spel aan verschillende personen te laten zien heeft de verdachte het spel voor deze personen vindbaar en dus toegankelijk gemaakt, nu er verder geen wachtwoord of iets dergelijke vereist was. Door de website aan deze personen te tonen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat het spel via (een van) hen bij [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] terecht zou komen. Temeer nu de verdachte wist dat deze specifieke personen een (al dan niet negatieve) zakelijke relatie met de aangevers hebben gehad.
(…)
De teksten en afbeeldingen en met name het doel van het spel, zijn van dien aard dat zij een bedreigend karakter hebben. Het voorgaande in samenhang bezien met de omstandigheid dat tussen de verdachte en de aangevers een zakelijk geschil bestond, maakt dat het hof van oordeel is dat bij [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] de redelijke vrees kon ontstaan dat daadwerkelijk op hen geschoten zou worden. Dat het spel volgens de verdediging een satirisch karakter heeft doet hieraan niet af.”
7. Het middel valt uiteen in drie klachten die betrekking hebben op de motivering van de bewezenverklaring. Allereerst wordt geklaagd dat de bewezenverklaring onvoldoende is gemotiveerd voor zover deze inhoudt dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gepleegd dat bij de bedreigden de vrees kon ontstaan dat zij het leven konden verliezen. Voorts wordt geklaagd over de motivering van de bewezenverklaring voor zover deze inhoudt dat bedreigd is met enig misdrijf tegen het leven gericht. De derde klacht is dat onvoldoende is gemotiveerd dat verdachte het opzet had dat de slachtoffers op de hoogte zouden geraken van de bedreiging.
8. Vooropgesteld dient te worden dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht onder meer is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.1.Een bedreiging kan niet alleen plaatsvinden door gesproken of geschreven woorden, maar de kern van de bedreiging kan ook uit iets anders - een gedraging - bestaan.2.Denk aan een gebaar met een vinger langs de keel, het toezenden van een brief met een poeder3.of het toezenden van een brief met een afbeelding van een schietschijf met in de roos een foto van een mens.4.Een bedreiging kan dus geheel of gedeeltelijk bestaan uit woorden en/of uit enige andere gedraging. De context van de uiting kan betekenis hebben.
9. Op zich zelf niet onmiddellijk bedreigende woorden en/of gedragingen kunnen in een bepaalde context pas bedreigend worden. Denkbaar is ook dat door de context woorden dreigender worden. Al met al gaat het dus om de vraag of woorden en/of gedragingen al dan niet in een bepaalde context kunnen worden aangemerkt als bedreigend, of nog wat anders gezegd, of gelet op de aard van de bedreiging en/of de omstandigheden in redelijkheid gezegd kan worden dat iemand de stuipen op het lijf worden gejaagd. Bij op zichzelf bedreigende bewoordingen kan de context ook relativerend zijn. “Ik schiet je dood” is geen bedreiging in de context van de spelsituatie, zoals bij paintball. Relativering van een practical joke lijkt niet eenvoudig, omdat ook dan nog geldt dat in redelijkheid kan worden gezegd dat door de ‘grap’ de stuipen op het lijf zijn gejaagd.5.
10. Niet bepalend is of het slachtoffer ook daadwerkelijk de stuipen op het lijf zijn gejaagd. Het gaat om de ervaring van de gemiddelde mens en als iemand zich werkelijk door niets laat intimideren kan nog wel degelijk sprake zijn bedreiging. Evenmin is beslissend of de bedreiger het misdrijf waarmee hij dreigt ook daadwerkelijk wil uitvoeren. Veelal zal dat helemaal niet zijn bedoeling zijn, maar ook dan is de persoonlijke vrijheid - en dat is het rechtsgoed wat in art. 285 Sr wordt beschermd - van het slachtoffer wel degelijk aangetast. Het voornemen van een verdachte om het misdrijf waarmee wordt gedreigd te realiseren is dus niet van belang.6.
11. Ten eerste klaagt het middel dat het oordeel van het hof dat de teksten en afbeeldingen en met name het doel van het spel van dien aard zijn dat zij een bedreigend karakter hebben in de zin van art. 285 Sr onbegrijpelijk is.
12. Ik wijs er op dat na het eerste gedachtestreepje onder meer is bewezenverklaard “Shoot them” terwijl daarnaast bewerkte foto’s van de slachtoffers staan. Mij lijkt het niet onbegrijpelijk daaruit af te leiden dat op die slachtoffers moet worden geschoten en dat in het bijzonder gelet op de gekozen bewoordingen de redelijke vrees kan ontstaan dat zij het leven zullen verliezen. Ik lees daarin noch in de overige bewoordingen van de beginpagina niet zonder meer dat het slechts om een ‘spelletje’ gaat, zoals de steller van het middel (schriftuur onder 9) verdedigt. Of verdachte zich iets kan voorstellen bij het ontstaan van de vrees doet er voor het karakter van de bedreiging op zich niet toe. Naar mijn inschatting zullen in het huidige tijdsgewricht heel veel personen die met dergelijke woorden worden geconfronteerd reeds daardoor inderdaad de stuipen op het lijf worden gejaagd.
13. De onder het tweede en derde streepje bewezenverklaarde omstandigheden relativeren het voorgaande geenszins. Integendeel. Uit de onder het derde gedachtestreepje bewezenverklaarde blijkt dat het bedreigende karakter (in de loop van het) spel niet minder wordt gelet op de woorden ‘shoot them motherfockers’ en ‘reload and shoot some more’. Dat gelet op het bewezenverklaarde onder het tweede gedachtestreepje in het kader van het spel poppetjes en konijntjes met een foto van het gezicht van de slachtoffers zijn afgebeeld die met een muisklik kunnen worden neergeschoten, maakt niet onmiddellijk dat er slechts sprake is van een goede grap waartegen de slachtoffers bestand moeten zijn, omdat die niet serieus is te nemen.7.Zelfs als het spelelement louter grappig bedoeld beoogt te zijn, valt daardoor het bedreigende karakter niet weg. De gemiddelde mens zal er niet door gerust gesteld worden. Denkbaar is misschien eerder dat de gedachte postvat dat iemand die zoveel creativiteit investeert er wat voor over heeft. In dit licht is dan ook niet onbegrijpelijk dat het hof oordeelt dat aan het bedreigende karakter geen afbreuk wordt gedaan door de omstandigheid dat het spel volgens de verdediging satirisch van aard is.
14. Ik wijs er nog op dat anders dan de steller van het middel kennelijk meent het er niet om gaat dat wordt vastgesteld dat op grond van het spel is te verwachten dat de bedreiging ook in het echt wordt uitgevoerd. In de kern is de eerste klacht reeds kansloos omdat deze wordt gestoeld op dit onjuiste uitgangspunt. Als ik het goed begrijp meent de steller van het middel verder nog dat het bedreigende karakter ontbreekt gelet op de omstandigheid dat geen sprake is van een persoonlijk, maar een zakelijk conflict en omdat er nimmer een fysieke confrontatie heeft plaats gehad. Mij lijken die omstandigheden die nu in cassatie naar voren worden gebracht niet van betekenis. Eerder wijst een ter zitting van het hof van 18 februari 2016 ter sprake gebracht emailbericht8.van verdachte op het tegendeel nu daarin bewoordingen worden gebruikt als ‘stompen voor de kop’ (tegenover een van de slachtoffers). Dergelijke bewoordingen horen niet bij een zakelijk conflict. Als er wel een fysieke confrontatie was geweest, had dat er vermoedelijk slechts toe geleid dat nog een feit aan de dagvaarding was toegevoegd.
15. Voorts bevat het middel als tweede afzonderlijke klacht dat niet begrijpelijk is dat het hof heeft geoordeeld dat aangevers zijn bedreigd met ‘enig misdrijf tegen het leven gericht’, omdat uit de voor het bewijs gebezigde verklaringen van aangevers niet volgt waarmee zij zich bedreigd voelden. Voldoende is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat zij in het algemeen geschikt is de vrees daarvoor teweeg te brengen.9.In zoverre faalt het middel eveneens.
16. Tot slot klaagt het middel dat het oordeel van het hof dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de bedreiging in het licht van hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard onbegrijpelijk is en onvoldoende gemotiveerd. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 18 februari 2016 blijkt dat de verdachte - voor zover hier van belang - het volgende heeft verklaard:
“Ik heb het spel op mijn eigen website op een afgeschermd gedeelte geplaatst. Ik had een wachtwoord voor dat gedeelte. Uiteindelijk heeft het spel zijn weg gevonden naar een openbare site. Ik heb dit destijds al aangegeven bij de politie, maar zij hebben niets met deze informatie gedaan. Men moet van de specifieke URL op de hoogte zijn om bij het spel te kunnen komen. Als je de URL niet weet, kan je het ook niet vinden. Als je de URL zou weten, zou het mogelijk zijn de bestanden te vergaren en elders te plaatsen. Een URL is echter een random tekenreeks. De kans dat je daar zomaar op komt, zonder op de hoogte te zijn van de specifieke combinaties, is kleiner dan de kans op het winnen van de staatsloterij. Het valt te vergelijken met een brief die verborgen ligt bij een specifieke boom op de Veluwe. Ik heb het spel aan een aantal lotgenoten van mij laten zien. Er waren ongeveer vier mensen die van het spel wisten. Zij hebben er hard om gelachen. [naam bedrijf aangevers] heeft veel mensen benadeeld. U houdt mij voor dat ik, door het te laten zien aan anderen, niet de enige was die het spel kon vinden. Dat klopt, maar hoe ver wil je gaan? Tot wanneer kan het mij worden aangerekend? Ik ben nog steeds niet degene die het spel voor publiek toegankelijk heeft gemaakt. Ik kan daarvoor ook niet verantwoordelijk worden gehouden. Er waren mensen met een eigen afgeschermd gedeelte op mijn website. Zij hadden daarvoor een eigen wachtwoord. Zij konden met dat wachtwoord niet bij het afgeschermde gedeelte waarop ik het spel had geplaatst.”
17. Ik begrijp de klacht zo dat deze zich enkel richt tegen het oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het spel bij aangevers terecht zou komen. Daartoe wordt in de eerste plaats aangevoerd dat het hof de verklaring van verdachte in de hiervoor onder 6 weergegeven bewijsoverwegingen heeft gedenatureerd. Gelet op het feit dat verdachte heeft verklaard dat “als je de URL zou weten, zou het mogelijk zijn de bestanden te vergaren en elders te plaatsen” en over de kans dat de URL zomaar wordt gevonden heeft verklaard dat deze “kleiner is dan de kans op het winnen van de staatsloterij”, heeft het hof door te overwegen dat “verdachte heeft verklaard dat wanneer iemand de specifieke URL kende waarop het spel te vinden was, het spel (publiekelijk) toegankelijk was en dat het in andere gevallen moeilijk, zo niet onmogelijk was het spel te vinden” aan de verklaring van verdachte geen wezenlijk andere betekenis gegeven. In zoverre faalt de klacht.
18. Het hof heeft vastgesteld dat verdachte het spel aan verschillende personen heeft laten zien en is op basis daarvan tot het oordeel gekomen dat verdachte het spel voor deze personen vindbaar en dus toegankelijk heeft gemaakt nu verder geen wachtwoord of iets dergelijks was vereist. Dat oordeel is van feitelijke aard en kan in cassatie slechts op begrijpelijkheid worden getoetst. Onbegrijpelijk is dat oordeel niet. Vervolgens is het hof tot het oordeel gekomen dat verdachte door de website aan deze personen te tonen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het spel via (een van) hen bij aangevers terecht zou komen. Gelet op het feit dat het spel door verdachte online op een website is gezet en het spel vervolgens heeft laten zien aan personen die een (al dan niet negatieve) zakelijke relatie met aangevers hebben gehad, is dat oordeel niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Daarmee heeft het hof immers tot uitdrukking gebracht dat het belang hechtte aan de omstandigheid dat de personen aan wie verdachte het spel heeft laten zien niet volstrekt willekeurige personen betroffen, maar personen die eveneens een zakelijke relatie met aangevers hebben gehad. Aldus bevat het arrest voldoende gegevens die duidelijk maken dat en waarom het hof bewezen heeft geacht dat de verdachte zich er bewust van is geweest dat het spel bij aangevers terecht zou kunnen komen.10.
19. Het hof heeft in het bestreden arrest in het midden gelaten of verdachte het spel op zijn eigen website www. [...] .nl heeft geplaatst en/of dat hij het spel op de website heeft geplaatst waar aangevers het spel hebben aangetroffen (http://www. [naam bedrijf aangevers] .cu.cc/). De stelling dat het hof had moeten vaststellen wat de exacte URL is geweest kan ik niet volgen, nu in feitelijke aanleg gesteld noch gebleken is dat de URL dusdanig lang is geweest dat het onmogelijk was deze te onthouden. In zoverre faalt de klacht eveneens. Ik stel vast dat de klacht omtrent het voorwaardelijk opzet van verdachte voor het overige vooral de selectie en waardering van het bewijs betreft, hetgeen is voorbehouden aan de feitenrechter. Over de beslissing inzake die selectie en waardering kan in cassatie niet met vrucht worden geklaagd.11.
20. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
21. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
22. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 14‑11‑2017
HR 3 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9309.
Rechtbank Den Haag 16 februari 2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:AZ8817.
Aldus ook A.L.J. Janssens en A.J. Nieuwenhuis, Uitingsdelicten, Studiepocket Strafrecht nr. 35, Deventer: Kluwer 2011, p. 319.
Alleen als elke realiteit ontbreekt kan het anders liggen. Zie HR 28 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4191.
Uit dat zich bij de stukken bevindende emailbericht van 4 januari 2012 blijkt ook nog dat verdachte schrijft dat hij de neiging ontwikkelt twee slachtoffers te demonteren en dat een telefoontje nog uitblijft tot de neiging om een bus door de voorgevel te rijden en in brand te steken weer weg is. Er kan over worden getwist of de gekozen bewoordingen reeds bedreiging opleveren, maar het zijn wel omstandigheden die in aanmerking kunnen worden genomen bij de bewezenverklaarde bedreiging.
HR 3 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9303.
De situatie zoals in HR 24 maart 2009, ECLI:NL:HR:BH1502, NJ 2009/171 doet zich hier dus niet voor.
HR 4 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5061, NJ 2004/480; A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, achtste druk, Deventer: Kluwer 2015, p. 278.
Beroepschrift 16‑01‑2017
SCHRIFTUUR HOUDENDE ÉÉN MIDDEL VAN CASSATIE
AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
GEEFT EERBIEDIG TE KENNEN:
In de zaak van de heer [rekwirant], geboren op [geboortedatum] 1966 te [geborteplaats], rekwirant tot cassatie, te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van zijn te dezen uitdrukkelijk gevolmachtigde raadsman, mr. M.D. Rijnsburger, kantoorhoudende aan de Vondelstraat 41 te (1054 GJ) Amsterdam, van het door het gerechtshof Amsterdam gewezen arrest, waarbij rekwirant is veroordeeld op 3 maart 2016, onder parketnummer 23/005803-13, met welke beslissing en motivering rekwirant zich niet kan verenigen en daartoe het volgende middel van cassatie aanvoert:
Middel
1.
Schending en/of verkeerde toepassing van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de naleving op straffe van nietigheid is voorgeschreven of de nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen; in het bijzonder zijn de artikelen 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 358 en 359 jo 415 van het Wetboek van Strafvordering geschonden althans heeft het gerechtshof blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door rekwirant ter zake van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht te veroordelen nu de bewezenverklaring rust op gronden die deze niet kunnen dragen, althans dat de hiertoe aangedragen motivering van het gerechtshof onbegrijpelijk is.
Toelichting
2.
Blijkens het arrest van 3 maart 2016 is rekwirant veroordeeld ter zake van de volgende bedreiging:
‘hij in de periode van 14 december 2012 tot en met 13 maart 2013 te Amsterdam [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk een computerspel/shootersgame, bereikbaar via [website] , met als titel ‘The [A] massacre IV’, gemaakt en/of (vervolgens) openbaar toegankelijk online geplaatst, waarin (onder meer)
- —
op de beginpagina van voornoemd(e) computerspel/shootersgame de tekst ‘Help defend [A] against the modern bankruptors, an evil race of slimey slugs from the depths of modern society's rectum. But beware, although appearing to be friendly bunnies, every now and then they show their true nature, as they try to bring you down when you are at your weakest! Shoot them when they're friendly or throwing bombs, or be doomed. May the force be with you’, naast een of meer bewerkte foto's van voornoemde [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] is geplaatst en
- —
op spelpagina's poppetjes en konijnen met een foto van het gezicht van voornoemde [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] staan afgebeeld die middels een muisklik neergeschoten kunnen worden en
- —
op pagina's (op een afbeelding van een patroon) de teksten (al dan niet in de Engelse taal) ‘shoot them motherfuckers’ en ‘reload en shoot some more’ staan weergegeven’
3.
In het arrest wordt vervolgens het volgende opgemerkt omtrent de bedreiging:
‘De teksten en afbeeldingen en met name het doel van het spel, zijn van dien aard dat zij een bedreigend karakter hebben. Het voorgaande in samenhang bezien met de omstandigheid dat tussen de verdacht en de aangevers een zakelijk geschil bestond, maakt dat het hof van oordeel is dat bij [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] de redelijke vrees kon ontstaan dat daadwerkelijk op hen geschoten zou worden. Dat het spet volgens de verdediging een satirisch karakter heeft doet hieraan niet af.’
4.
Rekwirant is van oordeel dat deze bewezenverklaring op drie gronden onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd is. Namens rekwirant zal daartoe worden stilgestaan bij i) de aard en omstandigheden van de bewezenverklaarde bedreiging, ii) het oordeel omtrent het bestanddeel ‘met enig misdrijf tegen het leven gericht’ en iii) het bewezenverklaarde opzet van cliënt.
De aard en omstandigheden van de bewezenverklaarde bedreiging
5.
Op grond van bestendige jurisprudentie is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen (Vgl. HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659).
6.
In het arrest ligt als oordeel van het gerechtshof besloten dat door (met name) de aard van het spel, het schieten op poppetjes en konijntjes met daarop de foto's van aangevers, in samenhang met een zakelijk geschil in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij bij de volgende confrontatie met de verdachte of een confrontatie met een ander, handelend namens de verdachte, daadwerkelijk het leven zouden kunnen verliezen. Met andere woorden: op grond van het spel is te verwachten dat de bedreiging ook in het echt zou worden uitgevoerd.
7.
Rekwirant meent dat dit onbegrijpelijk is, althans dat dit (in elk geval) onvoldoende gemotiveerd is.
8.
Allereerst werpt rekwirant de vraag op in hoeverre er voetstoots kan worden aangenomen dat het maken van een virtueel spel aanleiding geeft tot de gedachte dat de handelingen dus ook in de praktijk ten uitvoer worden gebracht. Er worden jaarlijks vele shootersgames op de markt gebracht en dit leidt er niet toe dat er door de gebruikers dus ook in het dagelijks leven geschoten wordt. Gelukkig niet. Zonder nadere overwegingen omtrent dit spelelement — dat het fictieve, virtuele aspect van het spel belicht afgezet tegen de reële wereld — is een daartoe strekkend oordeel dan ook niet begrijpelijk.
9.
Het voorgaande geldt temeer indien de bewezenverklaarde feitelijkheden bij de beoordeling worden betrokken. Uit de bewezenverklaring valt af te leiden dat enkel het gezicht van aangevers in het spel geknipt en geplakt was op virtuele poppetjes en konijnen. Deze figuren (de poppetjes en konijnen, met een foto van het gezicht van een van de aangevers) konden worden neergeschoten. Uit de bewezenverklaring volgt dat het begeleid werd door een tekst waaruit volgt dat deze figuren (konijnen) ofwel vriendelijk kunnen zijn ofwel bommen kunnen gooien:
‘But Aware, although appearing to be friendly bunnies, every now and then they show their true nature, as they try to bring you down when you are at your weakest! Shoot them when they're friendly or throwing bombs, or be doomed. May the force be with you’
Als inleiding op het spel wordt in elk geval, door middel van de tekst, duidelijk dat er een evident spelelement betrokken wordt bij het spel. In het echte leven zullen de aangevers immers ook geen bommen gooien. Nergens is er een directe verwijzing naar de realiteit, nergens worden daadwerkelijk namen genoemd en nergens wordt er gehint op eenzelfde handeling in de realiteit.
10.
Naar het oordeel van rekwirant kan aldus niet worden aangenomen dat het maken van het onderhavige spel en het online plaatsen daarvan op zichzelf van dien aard is dat het kan worden aangemerkt als een bedreiging in de zin van art. 285 van het Wetboek van Strafrecht.
11.
In dat licht bezien is het de vraag of de door het hof genoemde omstandigheden van dien aard zijn dat er in redelijkheid enige vrees kon worden aangenomen. Hieromtrent wordt opgemerkt dat er sprake was van een zakelijk geschil. Een satirisch karakter doet hier niet aan af, zo lijkt in de laatste opmerking van het gerechtshof besloten te liggen.
12.
Naar het oordeel van rekwirant zijn deze overwegingen van het gerechtshof omtrent de omstandigheden niet toereikend om te kunnen spreken van ‘zodanige omstandigheden’. Uit de gebezigde bewijsmiddelen valt immers op te maken dat het zakelijke geschil zijn grond heeft in een (mondelinge) confrontatie drie maanden eerder. Bij een geschil op zakelijk (en niet persoonlijk) vlak waarbij er nimmer een fysieke confrontatie heeft plaatsgehad en er inmiddels al drie maanden zijn gepasseerd kan niet enkel en alleen op grond van het zakelijke geschil worden aangenomen dat er sprake is van zodanige omstandigheden.
13.
Gelet op de bewezenverklaarde bedreiging, nota bene met enig misdrijf tegen het leven gericht, is een nadere motivering noodzakelijk en schiet deze enkele opmerking te kort.
Het oordeel omtrent het bestanddeel ‘met enig misdrijf tegen het leven gericht’
14.
Voorts heeft het gerechtshof geoordeeld dat de aangevers zijn bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen is de keuze voor een bedreiging met juist dit misdrijf zonder enige nadere motivering, welke ook ontbreekt, onbegrijpelijk. In de aangiften van de aangevers wordt nergens uitgesproken waarmee zij zich bedreigd voelden.
15.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever [betrokkene 1] verklaart: ‘Ik was door het spel van mijn stuk gebracht. Ik vroeg me af waar voor [rekwirant] de fictie stopt en of er voor hem hier een werkelijke gedachtegang achter zit Hierdoor voel ik mij ook bedreigd. Onder aan de pagina was een kogel te zien. Ik zag dat op de kogel de tekst stond ‘Reload and shoot some more’.’ Verder verklaart Aangever [betrokkene 2]: ‘Dit spelletje ging mij echt te ver en ik voel mij erg bedreigd.’ Ten slotte verklaart aangever [betrokkene 3]: ‘Ik zag dat mijn gezicht was geplakt op poppetjes die je in het spel kon neerschieten. Ik wil aangifte doen van bedreiging.’
16.
Uit de bewijsmiddelen kan weliswaar worden afgeleid dat het spel enig effect heeft gehad op de aangevers en dat zij aldus aangifte wilden doen van bedreiging. Waarmee zij zich bedreigd voelden volgt daar niet uit. Onder deze omstandigheden is het niet begrijpelijk dat het gerechtshof heeft volstaan met een (ongemotiveerde) ‘keuze’ dat aangevers bedreigd zijn met enig misdrijf tegen het leven gericht (en niet met bijvoorbeeld zwaar lichamelijk letsel).
Het bewezenverklaarde opzet van cliënt
17.
Tot slot is het oordeel van het gerechtshof dat rekwirant het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de bedreiging van de aangevers. Dit oordeel is onbegrijpelijk en bovendien onvoldoende gemotiveerd.
18.
Het gerechtshof heeft onderkend dat er op zijn minst sprake behoort te zijn van voorwaardelijk opzet op het doen ontstaan van de situatie waarin de geadresseerde redelijkerwijs bevreesd mocht zijn slachtoffer te zullen worden van het in de bedreiging neergelegde misdrijf (HR 19 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA2136).
19.
Uit het proces-verbaal ter terechtzitting volgt dat rekwirant het volgende over zijn opzet heeft verklaard:
‘Ik heb het spel op mijn eigen website op een afgeschermd gedeelte geplaatst. Ik had een wachtwoord voor dat gedeelte. Uiteindelijk heeft het spel zijn weg gevonden naar een openbare site. Ik heb dit destijds al aangegeven bij de politie, maar zij hebben niets met deze informatie gedaan. Men moet van de specifieke URL op de hoogte zijn om bij het spel te kunnen komen. Als je de URL niet weet, kan je het ook niet vinden. Als je de URL zou weten, zou het mogelijk zijn de bestanden te vergaren en elders te plaatsen. Een URL is echter een random tekenreeks. De kans dat je daar zomaar op komt, zonder op de hoogte te zijn van de specifieke combinaties, is kleiner dan de kans op het winnen van de staatsloterij. Het valt te vergelijken met een brief die verborgen ligt bij een specifieke boom op de Veluwe. Ik heb het spel aan een aantal lotgenoten van mij laten zien. Er waren ongeveer vier mensen die van het spel wisten. Zij hebben er hard om gelachen. [A] heeft veel mensen benadeeld. U houdt mij voor dat ik, door het te laten zien aan anderen, niet de enige was die het spel kon vinden. Dat klopt, maar hoe ver wil je gaan? Tot wanneer kan het mij worden aangerekend? Ik ben nog steeds niet degene die het spel voor publiek toegankelijk heeft gemaakt. Ik kan daarvoor ook niet verantwoordelijk worden gehouden. Er waren mensen met een eigen afgeschermd gedeelte op mijn website. Zij hadden daarvoor een eigen wachtwoord. Zij konden met dat wachtwoord niet bij het afgeschermde gedeelte waarop ik het spel had geplaatst.’
20.
Uit de verklaring volgt dat hij het spel enkel op zijn eigen website heeft geplaatst in een afzonderlijk, met een wachtwoord, afgesloten gedeelte. De enige wijze waarop het spel zonder wachtwoord zou kunnen worden geraadpleegd is door middel van de exacte URL, waarbij rekwirant opmerkt dat dit een random tekenreeks is.
21.
Een voorbeeld van een dergelijke tekenreeks kan onder meer gevonden worden door een zoekwoord in Google in te toetsen. De opsteller van de schriftuur heeft het woord ‘voorbeeld’ gegoogeld en daarbij komt de volgende URL naar voren: https://www.google.nl/webhp?sourceid=chrome-instant&ion-l&espv=2&ie=UTF-8#q=voorbeeld. Het gedeelte na de naam van de website betreft een random tekenreeks waar rekwirant over heeft gesproken.
22.
Het gerechtshof heeft als volgt geoordeeld over het opzet van rekwirant:
‘De verdachte heeft voorts verklaard dat wanneer iemand de specifieke URL kende waarop het spel te vinden was, het spel (publiekelijk) toegankelijk was. Een wachtwoord was in een dergelijk geval niet vereist. In andere gevallen was het moeilijk, zo niet onmogelijk het spel te vinden.
Door het spel aan verschillende personen te laten zien heeft de verdachte het spel voor deze personen vindbaar en dus toegankelijk gemaakt, nu er verder geen wachtwoord of iets dergelijke vereist was. Door de website aan deze personen te tonen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat het spel via (een van) hen bij [betrokkene 1], [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] terecht zou komen. Temeer nu de verdachte wist dat deze specifieke personen een (al dan niet negatieve) zakelijke relatie met de aangevers hebben gehad.’
23.
Allereerst meent rekwirant dat er sprake is van een denaturering van zijn verklaring. Rekwirant heeft nimmer gezegd dat het spel enkel in andere (niet via de directe URL) wijzen moeilijk, zo niet onmogelijk, vindbaar was. Rekwirant heeft enkel gesteld dat het spel überhaupt moeilijk te vinden was. Hij heeft zich niet direct uitgelaten over de mogelijkheid om hem via de URL, indien je deze hebt gezien, te raadplegen. Indirect heeft hij zich daar overigens wel over uitgelaten. Rekwirant heeft immers verklaard dat het een random tekenreeks is en de vergelijking gemaakt met een boom op de Veluwe waar een brief verborgen ligt. Zonder kaart valt een dergelijke boom nauwelijks te vinden.
24.
Naar het oordeel van het gerechtshof bestaat er een aanmerkelijke kans dat een (al dan niet bedreigend) spel daadwerkelijk wordt getoond aan de personen waarop het betrekking heeft, indien je het spel aan een viertal lotgenoten laat zien en zij daarbij de URL kunnen zien op jouw computerscherm.
25.
Allereerst dient te worden vastgesteld dat het slechts een zeer kleine groep is geweest die kennis hebben genomen van het spel. Deze betrokkenen zullen, gelet op de benaming ‘lotgenoten’, vermoedelijk niet in dagelijks contact staan met de personen op wie het spel ziet. Indien zij de personen op wie het spel ziet op de hoogte willen brengen zal dit actief en niet en passant gebeuren. Het mondeling overbrengen van het spel lijkt daartoe op voorhand onvoldoende; het spel zal gedeeld moeten worden.
26.
Niet is vastgesteld dat rekwirant de URL actief heeft gedeeld. De bewezenverklaring en motivering lijken te suggereren dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat het tonen van een spel aan een aantal lotgenoten ertoe leidt dat (een van) de lotgenoten de URL onthouden en er vervolgens aan de hand daarvan actief voor zorgen dat dit ter kennis komt van degenen op wie het spel ziet.
27.
Dit oordeel is naar rekwirant meent onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd. Allereerst is de kans naar het oordeel van rekwirant onder deze omstandigheden niet aanmerkelijk. Daarnaast is het, voor de vaststelling of er sprake is van een aanmerkelijke kans, (onder meer) noodzakelijk om vast te stellen wat de URL is geweest (als deze heeft bestaan uit meer dan honderd tekens zal het schier onmogelijk zijn geweest de URL bij het zien daarvan te onthouden, reeds omdat deze niet geheel in beeld past). Nu hieromtrent niets is overwogen schiet ook de motivering op dat punt te kort. Ten slotte dient er ook stilgestaan te worden bij de aard van de gedraging. Het maken, plaatsen op een beschermde website en het tonen van een spel (een spel dat voor velerlei uitleg vatbaar is, nota bene) aan enkel (!) lotgenoten is dermate bijzonder dat een bewezenverklaring zonder een nadere motivering niet kan volstaan.
28.
Dit geldt eveneens voor het impliciete oordeel dat rekwirant zich bewust is geweest van deze kans en dit bewust heeft geaccepteerd.
29.
Uit de verklaring van rekwirant volgt ondubbelzinnig dat hij het spel op een afgeschermd gedeelte van zijn website heeft geplaatst. Dit gedeelte was enkel bereikbaar indien iemand op de hoogte was van zijn wachtwoord. Het gedeelte waar het spel was geplaatst was bovendien niet geïndexeerd zodat het spel/de website niet vindbaar was via zoekmachines. Zoals rekwirant heeft verklaard is de kans om het spel te vinden even groot als het winnen van de staatsloterij.
30.
Uit de gedragingen van rekwirant — het plaatsen op een website op een afgeschermd gedeelte — kan reeds worden afgeleid wat zijn opzet is geweest. Met het oog hierop meent rekwirant dat er hoogstens sprake kan zijn van een variant van culpa (ten hoogste bewuste schuld) en niet van voorwaardelijk opzet. De plaats op een afgeschermd gedeelte van de website is daar immers indicatief voor. Hij heeft nimmer willens en wetens de (al dan niet aanmerkelijke) kans geaccepteerd.
31.
Mogelijk dat er geoordeeld wordt dat hij zich (later) wel bewust had kunnen zijn van een kans dat anderen alsnog op een andere wijze, buiten hem om, kennis van het spel konden nemen. De verklaringen op zitting geven echter weer wat de inschatting — en daarmee de bewustheid en acceptatie — van rekwirant is geweest. Hij schat deze in het geheel niet in als aanmerkelijk en zal er, dus, op voorhand niet bij hebben stilgestaan. Ook de verklaring omtrent de reacties van de lotgenoten gaven geen aanleiding voor een ander oordeel. Uit de verklaring van rekwirant volgt dat deze lotgenoten enkel hard hebben gelachen. Niet blijkt uit de verklaring dat de lotgenoten meer met het spel van plan zijn geweest (door bijvoorbeeld te vragen of zij het ‘ook mochten hebben’ of een link naar het spel konden ontvangen) en onduidelijk is op grond waarvan rekwirant zich bewust is geweest van kennis bij de lotgenoten omtrent de URL.
32.
Voor wat betreft het bewust accepteren van deze aanmerkelijke kans meent rekwirant dan ook dat deze in het licht van zijn reactie ter terechtzitting eveneens onbegrijpelijk is. Rekwirant moet worden voorgehouden dat hij niet de enige was die het spel kon vinden. Eerst bij het voorhouden van deze vaststelling door het gerechtshof reageert rekwirant op de mogelijkheid. Hij stelt daarbij dat dit weliswaar klopt, maar dat hij dat wel zeer vergaand vindt. Een dergelijke reactie toont naar het oordeel van rekwirant aan dat hij zich van een dergelijke mogelijkheid geen rekenschap heeft gegeven. Op grond van deze reactie kan dan ook niet zonder meer worden aangenomen dat rekwirant de kans bewust heeft aanvaard en is dit, zonder nadere motivering, ook niet begrijpelijk.
33.
Uit de eerdere opmerkingen van rekwirant omtrent ‘het winnen van de loterij’ of ‘de boom op de Veluwe’ kan een en ander ook worden afgeleid. Rekwirant meent dat de gang van zaken vergeleken kan worden met het verbergen van een brief in een tuinhuis waarbij de sleutel verstopt wordt op een specifieke plek in het huis. Enkel enkele vrienden hebben gezien dat de deur ook geopend kan worden doormiddel van een speciale techniek. Indien een van die vrienden vervolgens deze techniek gezien heeft en heimelijk toepast om de brief mee te nemen en te openbaren voert het in zijn visie te ver om hem daarvoor verantwoordelijk te houden.
34.
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen meent hij dan ook dat zijn handelen ten hoogste als culpoos kunnen worden aangemerkt en dat er geen sprake is van voorwaardelijk opzet.
35.
Gelet op het vorenstaande meent rekwirant dat de bewezenverklaring onvoldoende gemotiveerd, dan wel onbegrijpelijk is. Tegen deze achtergrond kan het arrest niet in stand blijven.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. M.D. Rijnsburger, kantoorhoudende aan de Vondelstraat 41 te (1054 GJ) Amsterdam, die bij dezen verklaart tot ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door rekwirant.
Amsterdam 16 januari 2017
M.D. Rijnsburger