Rb. 's-Gravenhage, 16-02-2007, nr. 09/754053-06
ECLI:NL:RBSGR:2007:AZ8817
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
16-02-2007
- Zaaknummer
09/754053-06
- LJN
AZ8817
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2007:AZ8817, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 16‑02‑2007; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 16‑02‑2007
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal bedreigingen jegens twee leden van het college van B&W door aan hun huisadres, dan wel in de directe omgeving van hun woning, (rouw)brieven/enveloppen achter te (doen) laten met daarin schietschijven en eenmaal een krantenartikel met de titel: "toename bedreiging politici". Op de schietschijven die in de enveloppen gericht aan de betreffende wethouder zaten, was (in de roos) een foto van de betreffende wethouder bevestigd. Op de schietschijf die de burgemeester heeft ontvangen stond op de achterzijde geschreven: "het komt nu wel heel dicht bij - hoe dichtbij wil je het hebben domme sukkel". Voorts zijn tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte onder andere 35 patronen van het kaliber 9 millimeter aangetroffen. Artikelen -14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht; - 26, 55 van de Wet wapens en munitie. Gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek, waarvan 5 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar.
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VONNIS)
parketnummer 09/754053-06
's-Gravenhage, 16 februari 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 februari 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Groen, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Steen heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 6 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 tot en met 5 en 7 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 17 aan verdachte zullen worden teruggegeven.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van de inhoud van het dossier en verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 4 en 6 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt, inzake de vrijspraak ten aanzien van feit 4 op de dagvaarding, het volgende.
Op 15 maart 2006 heeft de bewoonster van perceel [adres 1] te [plaats 1] aangifte gedaan van brandstichting in haar woning. Ter plaatse is door de politie geconstateerd dat achter de voordeur van bedoelde woning brand was geweest, dat er op de deurmat verbrande kranten lagen en dat het klepje van de brievenbus werd open gehouden door een luciferdoosje van het merk [merk]. Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 12 september 2006 zijn twee luciferdoosjes van het merk [merk] aangetroffen, hetgeen weliswaar een aanwijzing oplevert voor mogelijke betrokkenheid van verdachte bij dit feit, maar aan deze omstandigheid kan naar het oordeel van de rechtbank geen doorslaggevend bewijs worden ontleend. Immers, luciferdoosjes van genoemd merk kunnen door een ieder in verscheidene winkels worden verkregen en daarvan zullen er dus vele zijn verkocht. Van overige bewijsmiddelen is niet gebleken.
Bewijsoverwegingen en bewijsmiddelen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 2 februari 2007 - nadat hem is voorgehouden dat het originele krantenknipsel afkomstig uit de [krant 1] met de kop: "toename bedreiging van politici", dat tijdens een doorzoeking in zijn woning is aangetroffen en waarvan een exacte kopie op 2 februari 2006 bij aangever [A] in de brievenbus is gestopt - aangevoerd dat van bedoeld krantenartikel ongeveer 150 kopieën zijn gemaakt ter verspreiding voor een politiek debat ten behoeve van de gemeenteraadsverkiezingen. Iedereen die op de verkiezingsavond van de PvdA is geweest heeft een kopie kunnen meenemen en hij heeft het restant van die 150 kopieën alsmede het origineel teruggekregen. Daardoor kunnen de aangetroffen krantenknipsels afkomstig zijn van iedereen die bij die bijeenkomst aanwezig is geweest, aldus verdachte.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte doelt kennelijk op de discussieavond van de PvdA, welke blijkens de verklaring van verdachte, zoals afgelegd op 14 september 2006, op 1 maart 2006 heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft op voormelde datum ten overstaan van de politie tevens verklaard: "ik denk dat [B] ook kopieën heeft. Ik heb deze originele krantenknipsels in februari of nog eerder misschien wel gegeven aan [B]. De originele krantenknipsels met de kopieën heb ik daarna teruggekregen" (Verdachte dossier, pagina 87). Echter, [B] heeft op 15 september 2006 verklaard dat zij verdachte niet kent en dat het krantenartikel met de kop "toename bedreiging van politici" haar niets zegt. Tevens heeft zij verklaard dat zij nooit krantenknipsels of kopieën daarvan van verdachte heeft ontvangen (Zakendossier "Tegel", bijlage G013-016).
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde, nu deze haar weerlegging vindt in de verklaring van de getuige [B].
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in onderstaande bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt de navolgende bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
Ten aanzien van feit 1
- 1.
Op 2 februari 2006 is door aangever [A] aangifte gedaan van bedreiging. Daartoe heeft hij verklaard, zakelijk weergegeven (Zakendossier "TEGEL", bijlage A: ZD/TEGEL/A01):
Ik ben eigenaar van de woning aan de [adres 2] te [plaats 1]. Op 2 februari 2006, omstreeks 1.00 uur, ben ik naar bed gegaan. Op 2 februari 2006, omstreeks 3.30 uur, werd ik gewekt door het geluid van glasgerinkel. Mijn echtgenote en ik zijn direct naar beneden gegaan en ik constateerde dat het keukenraam was vernield. Er lag in de keuken een stoeptegel van ongeveer 30 bij 40 centimeter. In het halletje zag ik in mijn brievenbus een beige enveloppe zitten. In deze enveloppe zaten kopieën van krantenartikelen. Het ging om "Toename bedreiging van politici" en een schietschijf.
- 1.1.
Op 8 februari 2006 is door [A] een vervolgaangifte gedaan. Daartoe heeft hij verklaard, zakelijk weergegeven (Zakendossier "TEGEL", bijlage A:ZD/TEGEL/A06):
In de enveloppe vond ik twee gekopieerde krantenknipsels. Verder zag ik dat er een witte met zwarte vierkante papieren schietschijf in zag. Ik zag dat er op de voorzijde van de enveloppe een klein krantenknipsel was geplakt, waarop stond "Wethouder [A]". Ik weet niet uit welke krant dit afkomstig is. Ik vind het schokkend dat mijn privé-situatie is bedreigd. Ik neem deze bedreiging dan ook serieus. Ik ben geschrokken van de krantenknipsels met schietschijf in mijn brievenbus.
- 1.2.
het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 14 september 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als de op 14 september 2006 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van verdachte (Zakendossier "TEGEL", Verdachte dossier, pagina 99):
Trouwens, het kaartje(1) heb ik ook gezien in een dumpzaak in [plaats 2], genaamd [.......] Dumpstore.
- 1.3.
het proces-verbaal van verhoor getuige [C], d.d. 25 september 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als de op 22 september 2006 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van genoemde getuige (Zakendossier "TEGEL", bijlage G29-31):
Ik ben werkzaam als bedrijfsleider van winkel [.....] Dump Store, gelegen aan [adres 3] te [plaats 2]. Wij verkopen schietkaarten van het merk Monarch o.a. in de maten 14 bij 14 centimeter. Aan de getuige wordt een kopie van de schietkaart getoond zoals deze zijn aangetroffen bij de slachtoffers. De kaart die u mij laat zien is van het formaat 14 bij 14 centimeter, het is de middenmaat en die wordt verkocht in pakketjes van 100 stuks a € 3,50 per 100.
- 1.4.
het proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden, d.d. 18 juli 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven (Zakendossier "TEGEL", bijlage AH: ZD/TEGEL/AH 21 en 22):
De schietkaart die op 2 februari 2006 bij [A] door de brievenbus is gedaan, is van de fabrikant met het merk Monarch.
- 1.5.
het proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden, d.d. 26 juli 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven (Zakendossier "TEGEL", bijlage AH: ZD/TEGEL/AH 38 en 39):
Het krantenknipsel met als kop "toename bedreiging politici", welke op 2 februari 2006 bij wethouder [A] in zijn brievenbus was gestopt, bleek ui t de [krant 1] te komen. Bij navraag bij de [krant 1] bleek deze krant alleen los verkrijgbaar te zijn in Friesland. In de provincies Groningen, Drenthe en Flevoland wordt de krant ook bezorgd, indien er voldoende abonnees zijn in een wijk. De krant is niet te verkrijgen in de Randstad.
Na onderzoek is gebleken dat de moeder van [verdachte], die in [plaats 2] woont, een abonnement heeft op de [krant 1].
- 1.6.
het proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden, d.d. 13 september 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven (Zakendossier "TEGEL", bijlage AH: ZD/TEGEL/AH 41-43):
Tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte ([adres]) zijn onder andere de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
- *
een krantenknipsel over de toename van bedreiging van politici. Een kopie van dit krantenknipsel is bij [A] op 2 februari 2006 in diens brievenbus gestopt;
- *
12 bruinkleurige enveloppen met o.a. het opschrift: "onvolledig ingevuld vertraagt de afhandeling. Een zelfde soort enveloppe is op 2 februari 2006 in de brievenbus van [A] gestopt en een zelfde soort enveloppe is op 30 maart 2006 onder de ruitenwisser van een auto, welke in de omgeving van de woning van [A] stond geparkeerd, bevestigd;
- *
12 kopieën van het krantenartikel "toename bedreiging van politici". Het betreft exacte kopieën van het gebruikte krantenartikel dat op 2 februari 2006 in de brievenbus van [A] is gestopt;
- *
een grote hoeveelheid [krant 1]en.
- 1.7.
een geschrift, te weten een rapport technisch onderzoek d.d. 22 september 2006, welk geschrift onder meer inhoudt, zakelijk weergegeven (Zakendossier "TEGEL", bijlage TR023-026):
Voor vergelijkend onderzoek zijn de volgende stukken overlegd:
- -
fotokopie van twee krantenartikelen "[plaats 1] op Zondag]" en "Toename bedreiging van politici", aangetroffen op het plaats delict
- -
origineel uitgeknipt krantenartikel "[plaats 1] op Zondag]" d.d. 19 dec. 2004, aangetroffen tijdens de zoeking bij verdachte
- -
origineel uitgeknipt krantenartikel "Toename bedreiging van politici", aangetroffen tijdens de zoeking bij verdachte
- -
12 identieke fotokopieën van twee krantenartikelen "[plaats 1] op Zondag" en "Toename bedreiging van politici", aangetroffen tijdens een zoeking bij verdachte
Na onderzoek naar diverse kenmerken aan de originelen en aan de fotokopieën is gebleken dat de twee originele uitgeknipte krantenartikelen, aangetroffen tijdens een zoeking bij verdachte, zijn gebruikt bij het vervaardigen van de fotokopieën, aangetroffen op het plaatsdelict.
Tevens is na technisch onderzoek gebleken dat de enveloppen, die in de woning van verdachte werden aangetroffen, soortgelijk zijn aan de diverse enveloppen, aangetroffen op de plaats delict.
Vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, vormen naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de brief/enveloppe, het krantenartikel en de schietschijf afkomstig zijn van verdachte, zodat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het bij dagvaarding onder 1 eerste cumulatief/alternatief telastgelegde feit. De rechtbank acht niet bewezen dat het verdachte is geweest die een (stoep)tegel tegen een ruit van de woning van [A] heeft gegooid, zodat hij wordt vrijgesproken van het onder 1 tweede cumulatief/alternatief telastgelegde.
De rechtbank leest de woorden "achter gelaten" aldus, dat het niet verdachte zelf hoeft te zijn geweest die een brief/enveloppe in de brievenbus van de woning van [A] heeft gestopt, maar dat verdachte dit mogelijk door een ander heeft laten doen.
Ten aanzien van feit 2
- 2.
Op 14 februari 2006 is door aangever [A] aangifte gedaan van bedreiging. Daartoe heeft hij verklaard, zakelijk weergegeven (Zakendossier "BRIWE", bijlage A: ZD/BRIWE/A01-03):
Gisteren, 13 februari 2006, werd ik gebeld door mijn echtgenote dat zij een brief had ontvangen. De brief was gericht aan "de weduwe [D] + kids". Als afzender stond er op de brief "OMA" met daarachter een hartje. In de enveloppe zat een schietschijf met in de roos een foto van mij. Tevens zat er een kaartje in de enveloppe met de tekst: "De kogel komt deze keer van rechts." Naast deze tekst staat een kruis afgebeeld. Uit de tekst op de enveloppe, de inhoud van de enveloppe en de eerdere gebeurtenissen waarvan ik reeds aangifte heb gedaan, begrijp ik dat iemand mij dood wilt hebben. Ik voel mij dan ook zeer bedreigd.
- 2.1.
De echtgenote van [A], mevrouw [D], bevestigt de verklaring van [A] (ZD/BRIWE/G/01-02).
- 2.2.
het proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden, d.d. 13 september 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven (Zakendossier "BRIWE", bijlage AH: ZD/BRIWE/AH 18):
Tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte ([adres]) werden 3 onaangebroken mapjes met identieke rouwenveloppen aangetroffen als de enveloppe die aangever [A] opgestuurd heeft gekregen. Tevens werd een sjabloon aangetroffen met een sterk gelijkend lettertype.
- 2.3.
een proces-verbaal Forensisch Technisch Onderzoek d.d. 4 september 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven (Zakendossier "BRIWE", bijlage ZD/BRIWE/TR08-013):
De brieven van 13 februari 2006 bezorgd bij de echtgenote van wethouder [A] en burgemeester [E] (feit 3) zijn vergeleken. De vorm en de grootte van de lettersjablonen komen sterk overeen. Op de sluitrand was een logo in de vorm van een hartje getekend en de letters OMA. De rouwenveloppen waren soortgelijk aan elkaar.
- 2.4.
een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 9 november 2006, welk geschrift onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven - (blz. 7):
Op grond van de overeenkomst in vorm en grootte van de schrifttekens kan de sjabloon zijn gebruikt voor het opstellen van het sjabloonschrift op de enveloppen 258-01(2) en 259-01(3) en de schietschijven 258-02(4) en 259-02(5).
Wat betreft het verband tussen verdachte en de schietschijf, dienen de hierboven opgenomen bewijsmiddelen onder 1.2, 1.3 en 1.4 als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, vormen naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de brief/enveloppe en de zich daarin bevindende schietschijf met daarop een foto van [A], afkomstig zijn van verdachte. Voorts acht de rechtbank, gelet op de overeenkomst met feit 1 voor wat betreft de schietschijf, het voldoende aannemelijk dat het verdachte is geweest die voornoemde stukken aan de echtgenote van [A] heeft verstuurd, zodat verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank heeft schuldig gemaakt aan het bij dagvaarding onder 2 telastgelegde feit.
Ten aanzien van feit 3
- 3.
Op 14 februari 2006 is door aangever [E] aangifte gedaan van bedreiging. Daartoe heeft hij verklaard, zakelijk weergegeven (Zakendossier "BURG", bijlage A: ZD/BURG/A01-03):
Ik ben de burgemeester van [plaats 1]. Gisteren, 13 januari 2006(6), werd ik gebeld door [A]. [A] zei dat hij een dreigbrief had ontvangen. Omstreeks 17.15 uur belde mijn vrouw mij op en zij zei dat er een brief was binnengekomen. Zij vertelde mij dat het een rouwbrief betrof met een grijze rand aan mij gericht. Zij vertelde mij dat er een schietkaartje met op de achterkant de tekst: "Het komt nu wel heel dichtbij hoe dichtbij wil je het hebben domme sukkel". Ook vertelde zij dat er op de achterkant van de enveloppe de tekst "Oma" stond met een getekend hartje. Omdat bij wethouder [A] ook een soortgelijke brief is bezorgd, voel ik mij ernstig bedreigd, mede gezien de adressering van de brief aan [A] en de tekst die in beide brieven is gebruikt.
- 3.1.
het proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden, d.d. 13 september 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven (Zakendossier "BURG", bijlage AH: ZD/BURG/AH 18):
Tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte ([adres]) werden 3 onaangebroken mapjes met identieke rouwenveloppen aangetroffen als de enveloppe die aangever [E] opgestuurd heeft gekregen. Tevens werd een sjabloon aangetroffen met een sterk gelijkend lettertype.
- 3.2.
een proces-verbaal Forensisch Technisch Onderzoek d.d. 4 september 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven (Zakendossier "BURG", bijlage ZD/BURG/TR07-012):
De brieven van 13 februari 2006 bezorgd bij de echtgenote van wethouder [A] (feit 2) en burgemeester [E] zijn vergeleken. De vorm en de grote van de lettersjablonen komen sterk overeen. Op de sluitrand was een logo in de vorm van een hartje getekend en de letters OMA. De rouwenveloppen waren soortgelijk aan elkaar.
Wat betreft het verband tussen verdachte en de schietschijf en de overeenkomst met feit 2 ten aanzien van de enveloppen, dienen de hierboven opgenomen bewijsmiddelen onder 1.2, 1.3, 1.4 en 2.4 als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, vormen naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de rouwbrief/enveloppe en de zich daarin bevindende schietschijf afkomstig zijn van verdachte. Voorts acht de rechtbank, gelet op de overeenkomst met de feiten 1 en 2 voor wat betreft de schietschijf en feit 2 voor wat betreft het opschrift op de brief OMA met een hartje, het voldoende aannemelijk dat het verdachte is geweest die voornoemde stukken aan [E] heeft verstuurd, zodat verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank heeft schuldig gemaakt aan het bij dagvaarding onder 3 telastgelegde feit.
Ten aanzien van feit 5
5. Op 30 maart 2006 is door aangever [F] aangifte gedaan. Daartoe heeft hij verklaard, zakelijk weergegeven (Zakendossier "AUTO", bijlage A: ZD/AUTO/A01-03):
Op 30 maart 2006, omstreeks 7.20 uur, ging ik naar mijn werk en constateerde ik dat er een zeer grote trottoirtegel voor mijn auto lag. Onder de linker ruitenwisser van mijn auto bevond zich een gelige /bruinige enveloppe. Op de enveloppe zat een schietschijf geniet. Ik constateerde dat er een foto van mijn overbuurman, wethouder [A], in het midden van de schietschijf was geplakt.
5.1 Op 30 maart 2006 is door aangever [A] aangifte gedaan van bedreiging. Daartoe heeft hij verklaard, zakelijk weergegeven (Zakendossier "AUTO", bijlage A: ZD/AUTO/A06-08):
Vandaag, 30 maart 2006, omstreeks 7.45 uur, kwam mijn buurman bij mij aan de deur. Hij vertelde dat hij een enveloppe onder zijn ruitenwisser had aangetroffen. Hij liet mij de enveloppe zien. Ik zag dat er op de enveloppe een schietschijf was geniet waarop in de roos een foto van mijn hoofd was geplakt. Ik schrok hevig. Ik herkende de enveloppe als de enveloppe die eerder was gebruikt toen een steen door de ruit van mijn woning werd gegooid. Ik voel mij door dit incident zeker bedreigd.
5.2 het proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden, d.d. 13 september 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven (Zakendossier "AUTO", bijlage AH: ZD/AUTO/AH 37):
Tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte ([adres]) zijn onder andere de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
- *
12 bruinkleurige enveloppen met o.a. het opschrift: "onvolledig ingevuld vertraagt de afhandeling. Een zelfde soort enveloppe is op 2 februari 2006 in de brievenbus van [A] gestopt en een zelfde soort enveloppe is op 30 maart 2006 onder de ruitenwisser van een auto, welke in de omgeving van de woning van [A] stond geparkeerd, bevestigd.
Wat betreft het verband tussen verdachte en de schietschijf, dienen de hierboven opgenomen bewijsmiddelen onder 1.2, 1.3 en 1.4 als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, mede gelet op de overeenkomsten met de feiten 1, 2 en 3, vormen naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de brief/enveloppe en de zich daarin bevindende schietschijf met daarop een foto van [A], afkomstig zijn van verdachte, zodat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het bij dagvaarding onder 5 eerste cumulatief/alternatief telastgelegde feit. De rechtbank acht niet bewezen dat het verdachte is geweest die met een (stoep)tegel de ruit van de auto, die in de omgeving van de woning van [A] stond geparkeerd, heeft ingegooid, zodat hij wordt vrijgesproken van het onder 5 tweede cumulatief/alternatief telastgelegde.
De rechtbank leest het woord "achtergelaten" aldus, dat het niet verdachte zelf hoeft te zijn geweest die de brief/enveloppe onder de ruitenwisser van bedoelde auto heeft bevestigd, maar dat verdachte dit mogelijk door een ander heeft laten doen.
Ten aanzien van feit 7
7. Op 7 april 2006 werd de verdachte [verdachte] aangehouden (Zakendossier VUWA, proces-verbaal aanhouding, pagina 015-017). Tijdens de doorzoeking in zijn woning werden onder andere 27 stuks munitie, 9 mm hagelpatronen, en 8 stuks munitie, 9 mm Flobert, aangetroffen (Zakendossier VUWA, proces-verbaal kennisgeving en inbeslagneming, pagina 009 en 010).
7.1 het proces-verbaal van de politie Haaglanden, ploeg wapens en explosieven, d.d. 19 april 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven (Zakendossier "VUWA", pagina's 043 en 044):
De omschrijving van de op 10 april 2006 aan mij overhandigde munitie luidt: 27 stuks 9 mm Flobert long shot hagelpatronen, merk Fiocchi en 8 stuks 9 mm Flobert, merk RWS. De aangetroffen patronen is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben van dergelijke munitie is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 in verband met artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het bij dagvaarding onder 7 telastgelegde feit.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2, 3, 5 eerste cumulatief/alternatief en 7 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal bedreigingen jegens twee leden van het college van B&W te [plaats 1] door aan hun huisadres, dan wel in de directe omgeving van hun woning, (rouw)brieven/enveloppen achter te (doen) laten met daarin schietschijven en eenmaal een krantenartikel met de titel: "toename bedreiging politici". Op de schietschijven die in de enveloppen gericht aan de betreffende wethouder zaten, was (in de roos) een foto van de betreffende wethouder bevestigd. Op de schietschijf die de burgemeester van [plaats 1] heeft ontvangen stond op de achterzijde geschreven: "het komt nu wel heel dicht bij - hoe dichtbij wil je het hebben domme sukkel".
Dit zijn ernstige feiten die in de eerste plaats voor de bedreigde personen, maar voorts ook in [plaats 1] en omgeving beroering hebben veroorzaakt. Het gedrag van verdachte is dan ook maatschappelijk volstrekt onaanvaardbaar, nu leden van het college van B&W hun taak moeten kunnen uitoefenen zonder aan bedreigingen te worden blootgesteld. Bovendien brengt het karakter van de bewezenverklaarde feiten het risico met zich dat derden worden geïnspireerd tot geweldpleging jegens lokale bestuurders en dat gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving worden versterkt.
Voorts zijn tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte onder andere 35 patronen van het kaliber 9 millimeter aangetroffen.
Tegen het illegaal voorhanden hebben van munitie dient, uit het oogpunt van de veiligheid van de samenleving, te worden opgetreden.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat het bedreigingen jegens twee leden van het college van B&W te [plaats 1] betreft, hetgeen des te meer noodzakelijk maakt dat een krachtig signaal aan verdachte wordt afgegeven dat zijn gedrag niet te tolereren is. De rechtbank acht een gevangenisstraf van aanzienlijke duur dan ook passend en geboden. Echter, nu verdachte niet eerder wegens soortgelijke delicten is veroordeeld, ziet de rechtbank grond om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten schuldig te maken.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 17.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- -
14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- -
26, 55 van de Wet wapens en munitie;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 4, 5 tweede cumulatief/alternatief en 6 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2, 3, 5 eerste cumulatief/alternatief en 7 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 eerste cumulatief/alternatief, 2, 3 en 5 eerste cumulatief/alternatief:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 7:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 12-09-2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 15-09-2006,
opheffing voorlopige hechtenis op : 27-09-2006,
in hoger beroep (opnieuw) in voorlopige hechtenis gesteld op : 02-11-2006,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van : 17-11-2006,
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 (vijf) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 tot en met 17;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Knol, voorzitter,
Berendsen en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Maat, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 februari 2007.
Mr. Krekel is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
- (1)
Aan verdachte wordt de papieren schietschijf getoond waarop een foto van aangever [A] was bevestigd.
- (2)
betreft de enveloppe geadresseerd aan weduwe [D] + kids.
- (3)
betreft de enveloppe geadresseerd aan [E].
- (4)
betreft de schietschijf met daarop een pasfoto bevestigd en aan de achterzijde de tekst beginnend met "de kogel komt deze keer van rechts".
- (5)
Betreft de schietschijf met aan achterzijde de tekst beginnend met "het komt nu wel heel dichtbij".
- (6)
Dit moet zijn 13 februari 2006, nu de aangifte werd opgenomen op 14 februari 2006.