Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/32/EU harmonisatie wetgevingen lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten
Bijlage VIII Automatische weeginstrumenten (MI-006)
Geldend
Geldend vanaf 18-04-2014
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2016, L 13).
- Bronpublicatie:
26-02-2014, PbEU 2014, L 96 (uitgifte: 29-03-2014, regelingnummer: 2014/32/EU)
- Inwerkingtreding
18-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2014, PbEU 2014, L 96 (uitgifte: 29-03-2014, regelingnummer: 2014/32/EU)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
De relevante essentiële eisen van bijlage I, de specifieke eisen van deze bijlage en de in de hoofdstuk I van deze bijlage genoemde conformiteitsbeoordelingsprocedures gelden voor automatische weeginstrumenten als hieronder gedefinieerd, die zijn bedoeld voor de bepaling van de massa van een lichaam op grond van de werking van de zwaartekracht op dat lichaam.
Definities
Automatisch weeginstrument | Een instrument dat de massa van een product bepaalt zonder tussenkomst van een bedienaar en een vooraf bepaald programma van automatische processen volgt die kenmerkend zijn voor het instrument. |
Automatische vangweger | Een automatisch weeginstrument dat de massa van vooraf samengevoegde afzonderlijke lasten (bijvoorbeeld voorverpakkingen) of enkelvoudige lasten los materiaal bepaalt. |
Automatische controleweger | Een automatische vangweger die artikelen met een verschillende massa onderverdeelt in twee of meer subgroepen aan de hand van het verschil in hun massa en een nominaal instelpunt. |
Gewichtsetiketteermachine | Een automatische vangweger die op afzonderlijke artikelen een etiket met het gewicht aanbrengt. |
Gewichts- en prijsetiketteermachine | Een automatische vangweger die op afzonderlijke artikelen een etiket met het gewicht en de prijsinformatie aanbrengt. |
Automatische weegmachine voor afwegen | Een automatisch weeginstrument dat houders vult met een vooraf bepaalde en vrijwel constante hoeveelheid van een bulkgoed. |
Discontinue totalisator (totaliserende bunkerweger) | Een automatisch weeginstrument dat de massa van een bulkgoed bepaalt door het in afzonderlijke lasten te verdelen. De massa van elke afzonderlijke last wordt in volgorde bepaald en bij de andere opgeteld. Elke afzonderlijke last wordt vervolgens weer in bulk afgeleverd. |
Continue totalisator | Een automatisch weeginstrument dat ononderbroken de massa van een bulkgoed op een transportband bepaalt, zonder systematische onderverdeling van dat goed en zonder onderbreking van de beweging van de transportband. |
Spoorwegweegbrug | Een automatisch weeginstrument met een lastdrager inclusief rails voor het transport van spoorwagons. |
Specifieke eisen
I. HoofdstukEisen voor alle types automatische weeginstrumenten
1. Nominale bedrijfsomstandigheden
De fabrikant dient de nominale bedrijfsomstandigheden voor het instrument als volgt op te geven:
1.1
Voor de te meten grootheid:
Het meetbereik in termen van het minimum- en maximumweegvermogen.
1.2
Voor de invloedsgrootheden van de elektrische voeding:
Bij wisselspanningsvoeding | : | de nominale wisselspanning, of de grenswaarden van de wisselspanning |
Bij gelijkspanningsvoeding | : | de nominale en de minimum gelijkspanning, of de grenswaarden van de gelijkspanning. |
1.3
Voor de mechanische en klimatologische invloedsgrootheden:
Het minimum temperatuurbereik is 30 °C, tenzij anders aangegeven in de volgende hoofdstukken van deze bijlage.
De mechanische omgevingsklassen volgens bijlage I, punt 1.3.2 zijn niet van toepassing. Voor instrumenten die onder een bijzondere mechanische belasting worden gebruikt, bijvoorbeeld instrumenten die in voertuigen zijn ingebouwd, zal de fabrikant de mechanische gebruiksomstandigheden preciseren (of definiëren).
1.4
Voor andere invloedsgrootheden (indien van toepassing)
De bedrijfssnelheid (-snelheden),
De kenmerken van het (de) te wegen product(en).
2. Toelaatbaar effect van verstoringen — Elektromagnetische omgeving
Voor elk type instrument worden de vereiste prestaties en de kritische veranderingswaarde gegeven in het desbetreffende hoofdstuk.
3. Geschiktheid
3.1
Er dient te worden voorzien in middelen die de effecten van scheefstellen, beladen en bedrijfssnelheid zodanig beperken dat de maximaal toelaatbare fouten bij normaal bedrijf niet worden overschreden.
3.2
Er dient te worden voorzien in geschikte materiaaltransportinrichtingen zodat het instrument bij normaal bedrijf binnen de maximaal toelaatbare fouten kan blijven.
3.3
Elke bedienaarsinterface dient duidelijk en doelmatig te zijn.
3.4
De bedienaar dient de integriteit van het display (indien aanwezig) te kunnen controleren.
3.5
Er dient te worden voorzien in een geschikte nulstelmogelijkheid zodat het instrument bij normaal bedrijf binnen de maximaal toelaatbare fouten kan blijven.
3.6
Elk resultaat buiten het meetbereik dient als zodanig te worden geïdentificeerd, indien een afdruk mogelijk is.
4. Conformiteitsbeoordeling
De in artikel 17 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures waaruit de fabrikant kan kiezen, zijn:
Voor mechanische systemen:
B + D, of B + E, of B + F, of D1, of F1, of G, of H1.
Voor elektromechanische instrumenten:
B + D, of B + E, of B + F, of G, of H1.
Voor elektronische systemen of systemen die software bevatten:
B + D, of B + F, of G, of H1.
Hoofdstuk II. Automatische vangwegers
1. Nauwkeurigheidsklassen
1.1
De instrumenten zijn onderverdeeld in de als volgt aangeduide hoofdcategorieën:
X of Y
gespecificeerd door de fabrikant
1.2
Deze hoofdcategorieën worden nader onderverdeeld in vier nauwkeurigheidsklassen:
XI, XII, XIII & XIIII
en
Y(I), Y(II), Y(a) & Y(b)
die door de fabrikant worden gespecificeerd.
2. Categorie X instrumenten
2.1
Categorie X is van toepassing op instrumenten die worden gebruikt voor de controle van voorverpakkingen die zijn samengesteld volgens de eisen van Richtlijn 76/211/EEG van de Raad van 20 januari 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde producten in voorverpakkingen (1) die op voorverpakkingen van toepassing zijn.
2.2
De nauwkeurigheidsklassen worden aangevuld met een factor (x) die de maximaal toelaatbare standaarddeviatie als vermeld in punt 4.2 kwantificeert.
De fabrikant dient de factor (x) op te geven, waarbij (x) ≤ 2, in de vorm 1 × 10k, 2 × 10k of 5 × 10k, waarbij k een negatief geheel getal of nul is.
3. Categorie Y instrumenten
Categorie Y is van toepassing op alle andere automatische vangwegers.
4. Maximaal toelaatbare fout
4.1. Gemiddelde fout voor categorie X/Maximaal toelaatbare fout voor categorie Y
Netto last (m) in ijkeenheden (e) | Maximaal toelaatbare gemiddelde fout | Maximaal toelaatbare fout | |||||||
XI | Y(I) | XII | Y(II) | XIII | Y(a) | XIIII | Y(b) | X | Y |
0 < m ≤ 50 000 | 0 < m ≤ 5 000 | 0 < m ≤ 500 | 0 < m ≤ 50 | ± 0,5 e | ± 1 e | ||||
50 000 < m ≤ 200 000 | 5 000 < m ≤ 20 000 | 500 < m ≤ 2 000 | 50 < m ≤ 200 | ± 1,0 e | ± 1,5 e | ||||
200 000 < m | 20 000 < m ≤ 100 000 | 2 000 < m ≤ 10 000 | 200 < m ≤ 1 000 | ± 1,5 e | ± 2 e |
4.2. Standaarddeviatie
Maximaal toelaatbare waarde voor de standaarddeviatie van klasse X (x)-instrument is het product van factor (x) met de waarde in tabel 2 hieronder.
Netto last (m) | Maximaal toelaatbare standaarddeviatie voor klasse X(1) |
---|---|
m ≤ 50 g | 0,48 % |
50 g < m ≤ 100 g | 0,24 g |
100 g < m ≤ 200 g | 0,24 % |
200 g < m ≤ 300 g | 0,48 g |
300 g < m ≤ 500 g | 0,16 % |
500 g < m ≤ 1 000 g | 0,8 g |
1 000 g < m ≤ 10 000 g | 0,08 % |
10 000 g < m ≤ 15 000 g | 8 g |
15 000 g < m | 0,053 % |
Voor klasse XI en XII, is (x) kleiner dan 1
Voor klasse XIII, is (x) niet groter dan 1
Voor klasse XIIII, is (x) groter dan 1
4.3. Ijkeenheid — instrumenten met één interval
Nauwkeurigheidsklassen | IJkeenheid | Aantal ijkeenheden, n = Max/e | ||
---|---|---|---|---|
Minimum | Maximum | |||
XI | Y(I) | 0,001 g ≤ e | 50 000 | - |
XII | Y(II) | 0,001 g ≤ e ≤ 0,05 g | 100 | 100 000 |
0,1 g ≤ e | 5 000 | 100 000 | ||
XIII | Y(a) | 0,1 g ≤ e ≤ 27 g | 100 | 10 000 |
5 g ≤ e | 500 | 10 000 | ||
XIIII | Y(b) | 5 g ≤ e | 100 | 1 000 |
4.4. IJkeenheid — instrument met meerdere intervallen
Nauwkeurigheidsklassen | IJkeenheid | Aantal ijkeenheden, n = Max/e | ||
---|---|---|---|---|
Minimumwaarde (1) n = MaXi/e(i+1) | Maximumwaarde n = Maxi/ei | |||
XI | Y(I) | 0,001 g ≤ ei | 50 000 | - |
XII | Y(II) | 0,001 g ≤ ei ≤ 0,05 g | 5 000 | 100 000 |
0,1 g ≤ ei | 5 000 | 100 000 | ||
XIII | Y(a) | 0,1 g ≤ ei | 500 | 10 000 |
XIIII | Y(b) | 5 g ≤ ei | 50 | 1 000 |
Waarbij:
i = 1, 2, … r
i = gedeeltelijk weegbereik
r = totale aantal deelbereiken
5. Meetbereik
Bij de specificatie van het meetbereik voor instrumenten van klasse Y dient de fabrikant er rekening mee te houden dat de minimumcapaciteit niet lager mag zijn dan:
klasse Y(I) | : | 100 e |
klasse Y(II) | : | 20 e voor 0,001 g ≤ e ≤ 0,05 g, en 50 e voor 0,1 g ≤ e |
klasse Y(a) | : | 20 e |
klasse Y(b) | : | 10 e |
Sorteerweegschalen, bijvoorbeeld postweegschalen en afvalwegers | : | 5 e |
6. Dynamische instelling
6.1
Deze voorziening dient een door de fabrikant gespecificeerd lastbereik te bestrijken.
6.2
Voor zover aangebracht, dient een dynamische-instelinrichting die de dynamische effecten van de bewegende last compenseert, niet te werken buiten het meetbereik, en dient beveiligd te kunnen worden.
7. Prestaties onder invloedsfactoren en bij elektromagnetische verstoringen
7.1
De maximaal toelaatbare fouten ten gevolge van invloedsfactoren zijn:
- 7.1.1.
Voor categorie X instrumenten:
- —
bij automatisch bedrijf: zoals genoemd in tabel 1 en tabel 2,
- —
bij statische weging bij niet-automatisch bedrijf: zoals genoemd in tabel 1.
- 7.1.2.
Voor categorie y instrumenten:
- —
voor elke last bij automatisch bedrijf: zoals genoemd in tabel 1,
- —
bij statische weging bij niet-automatisch bedrijf: zoals voor categorie X genoemd in tabel 1.
7.2
De kritische veranderingswaarde als gevolg van een storing is één ijkeenheid.
7.3
Temperatuurbereik:
- —
voor instrumenten van klasse XI en klasse Y(I) is het minimumbereik 5 °C,
- —
voor klasse XII en klasse Y(II) is het minimumbereik 15 °C.
Hoofdstuk III. Automatische weegmachine voor afwegen
1. Nauwkeurigheidsklassen
1.1
De fabrikant dient zowel de referentienauwkeurigheidsklasse Ref(x) als de operationele nauwkeurigheidsklasse(n) X(x) op te geven.
1.2
Een instrumenttype wordt een referentienauwkeurigheidsklasse — Ref(x) — toegewezen overeenkomend met de best mogelijke nauwkeurigheid voor instrumenten van dat type. Na installatie: afzonderlijke instrumenten worden een of meer operationele nauwkeurigheidsklassen X(x) toegewezen, rekening houdend met de specifieke te wegen producten. De klasseaanduidingsfactor (x) dient ≤ 2 te zijn, in de vorm 1 × 10k, 2 × 10k of 5 × 10k, waarbij k een negatief geheel getal of nul is.
1.3
De referentienauwkeurigheidsklasse Ref(x) is van toepassing bij statische lasten.
1.4
Voor de operationele nauwkeurigheidsklasse X(x), is X een regime om nauwkeurigheid aan het lastgewicht te relateren en (x) is een vermenigvuldigingsfactor voor de foutgrenzen zoals voor klasse X(1) in punt 2.2.
2. Maximaal toelaatbare fout
2.1. Statische weegfout
2.1.1
Voor statische lasten onder nominale bedrijfsomstandigheden dient de maximaal toelaatbare fout voor de referentienauwkeurigheidsklasse Ref(x) 0,312 te zijn van de maximaal toelaatbare afwijking van elke vulling van het gemiddelde, zoals genoemd in tabel 5, vermenigvuldigd met de klasseaanduidingsfactor (x).
2.1.2
Voor instrumenten waar de vulling kan bestaan uit meer dan één last (bv. cumulatieve of selectieve combinatiewegers) dient de maximaal toelaatbare fout voor statische lasten de nauwkeurigheid te zijn die is vereist voor de vulling zoals genoemd in punt 2.2 (dat wil zeggen niet de som van de maximaal toelaatbare afwijkingen voor de individuele lasten).
2.2. Afwijking van de gemiddelde vulling
Waarde van de massa van de vullingen m(g) | Maximaal toelaatbare afwijking van elke vulling van het gemiddelde voor klasse X(1) |
---|---|
m ≤ 50 | 7,2 % |
50 < m ≤ 100 | 3,6 g |
100 < m ≤ 200 | 3,6 % |
200 < m ≤ 300 | 7,2 g |
300 < m ≤ 500 | 2,4 % |
500 < m ≤ 1 000 | 12 g |
1 000 < m ≤ 10 000 | 1,2 % |
10 000 < m ≤ 15 000 | 120 g |
15 000 < m | 0,8 % |
Noot:
De berekende afwijking van elke vulling van het gemiddelde mag worden aangepast om rekening te houden met het effect van de deeltjesgrootte van het materiaal.
2.3. Fout ten opzichte van de voorinstelwaarde (instelfout)
Voor instrumenten waarbij het vulgewicht vooraf ingesteld kan worden: het maximale verschil tussen de voorinstelwaarde en de gemiddelde massa van de vullingen dient niet hoger te zijn dan 0,312 van de maximaal toelaatbare afwijking van elke vulling van het gemiddelde zoals genoemd in tabel 5.
3. Prestaties onder invloedsfactor en elektromagnetische verstoringen
3.1
De maximaal toelaatbare fout ten gevolge van invloedsfactoren is zoals genoemd in punt 2.1.
3.2
De kritische veranderingswaarde ten gevolge van een verstoring is een verandering in de vermelding van het statische gewicht die gelijk is aan de in punt 2.1 genoemde maximaal toelaatbare fout die is berekend voor de nominale minimale vulling, of een verandering die een gelijksoortig effect zou hebben op de vulling voor instrumenten waarbij de vulling bestaat uit meerdere lasten. De berekende kritische veranderingswaarde wordt naar boven afgerond op het volgende schaalinterval (d).
3.3
De fabrikant dient de waarde van de nominale minimumvulling te specificeren.
Hoofdstuk IV. Discontinue totalisators
1. Nauwkeurigheidsklassen
De instrumenten worden als volgt verdeeld in vier nauwkeurigheidsklassen: 0,2: 0,5: 1: 2.
2. Maximaal toelaatbare fouten
Tabel 6
Nauwkeurigheidsklasse | Maximaal toelaatbare fout van de getotaliseerde last |
---|---|
0,2 | ± 0,10 % |
0,5 | ± 0,25 % |
1 | ± 0,50 % |
2 | ± 1,00 % |
3. Totalisatie ijkeenheid
De totalisatie ijkeenheid (dt) dient te liggen in het volgende bereik:
0,01 % Max ≤ dt ≤ 0,2 % Max
4. Minimale getotaliseerde last (Σmin)
De minimale getotaliseerde last (Σmin) mag niet kleiner zijn dan de last waarbij de maximaal toelaatbare fout gelijk is aan de totalisatie ijkeenheid (dt) en niet kleiner dan de minimale last als opgegeven door de fabrikant.
5. Nulstelling
Instrumenten die geen tarra wegen na elke lossing, dienen te zijn voorzien van een nulstelinrichting. De automatische werking dient te worden stopgezet indien de nulindicatie varieert met:
- —
1 dt voor instrumenten met een automatische nulstelinrichting
- —
0,5 dt voor instrumenten met een semi-automatische, of niet-automatische, nulstelinrichting.
6. Bedienaarsinterface
Bij automatische werking dienen instellingen door de bedienaar en de resetfunctie te zijn onderdrukt.
7. Afdruk
Bij instrumenten die zijn uitgerust met een afdrukinrichting, dient de reset van het totaal niet mogelijk te zijn totdat het totaal is geprint. Het totaal dient te worden geprint, indien de automatische werking wordt onderbroken.
8. Prestaties onder invloedsfactoren en elektromagnetische verstoringen
8.1
De maximaal toelaatbare fout ten gevolge van invloedsfactoren is zoals genoemd in tabel 7.
Last (m) in totalisatie ijkeenheden (dt) | Maximaal toelaatbare fout |
---|---|
0 < m ≤ 500 | ± 0,5 dt |
500 < m ≤ 2 000 | ± 1,0 dt |
2 000 < m ≤ 10 000 | ± 1,5 dt |
8.2
De kritische veranderingswaarde als gevolg van een verstoring is één totalisatie ijkeenheid voor elke gewichtsaanwijzing en elk opgeslagen totaal.
Hoofdstuk V. Continue totalisators
1. Nauwkeurigheidsklassen
Instrumenten worden als volgt in drie nauwkeurigheidsklassen onderverdeeld: 0,5; 1; 2.
2. Meetbereik
2.1
De fabrikant specificeert het meetbereik, de verhouding tussen de minimale netto last van de weegeenheid en de maximumcapaciteit, en de minimale getotaliseerde last.
2.2
De minimale getotaliseerde last Σmin dient niet lager te zijn dan
800 d voor klasse 0,5,
400 d voor klasse 1,
200 d voor klasse 2,
waarbij d de totalisatie ijkeenheid van de algemene totaliseerinrichting is.
3. Maximaal toelaatbare fout
Nauwkeurigheidsklasse | Maximaal toelaatbare fout voor de totale last |
---|---|
0,5 | ± 0,25 % |
1 | ± 0,5 % |
2 | ± 1,0 % |
4. Bandsnelheid
De bandsnelheid dient te worden opgegeven door de fabrikant. Voor bandwegers met één snelheid, en bandwegers met handmatig instelbare variabele snelheid, dient de snelheid met hoogstens 5 % te variëren ten opzichte van de nominale waarde. Het product dient geen andere snelheid te hebben als de snelheid van de band.
5. Algemene totaliseerinrichting
Het dient niet mogelijk te zijn de algemene totaliseerinrichting op nul te stellen.
6. Prestaties onder invloedsfactoren en elektromagnetische verstoringen
6.1
De maximaal toelaatbare fout ten gevolge van invloedsfactoren voor een last van niet minder dan Σmin is 0,7 maal de in tabel 8 van toepassing zijnde waarde, afgerond op de meest nabijgelegen totalisatie ijkeenheid (d).
6.2
De kritische veranderingswaarde als gevolg van een verstoring is 0,7 maal de in tabel 8 van toepassing zijnde waarde, voor een last gelijk aan Σmin, voor de aangegeven klasse bandweger naar boven afgerond op de volgende totalisatie ijkeenheid (d).
Hoofdstuk VI. Automatische spoorwegweegbruggen
1. Nauwkeurigheidsklassen
De instrumenten worden als volgt verdeeld in vier nauwkeurigheidsklassen:
0,2; 0,5; 1; 2.
2. Maximaal toelaatbare fout
2.1
De maximaal toelaatbare fouten voor het rijdend wegen van één wagon of een gehele trein zijn aangegeven in tabel 9.
Nauwkeurigheidsklasse | Maximaal toelaatbare fout |
---|---|
0,2 | ± 0,1 % |
0,5 | ± 0,25 % |
1 | ± 0,5 % |
2 | ± 1,0 % |
2.2
De maximaal toelaatbare fout voor het gewicht van gekoppelde of ontkoppelde wagons bij rijdend wegen is de grootste van de volgende waarden:
- —
de waarde berekend volgens tabel 9, afgerond op het dichtstbijzijnde schaalinterval;
- —
de waarde berekend volgens tabel 9, afgerond op het dichtstbijzijnde schaalinterval, voor een gewicht dat gelijk is aan 35 % van het maximale wagongewicht (zoals aangeduid op de beschrijvende markeringen);
- —
één schaalinterval (d)
2.3
De maximaal toelaatbare fouten voor het gewicht van treinen bij rijdend wegen is de grootste van de volgende waarden:
- —
de waarde berekend volgens tabel 9, afgerond op het dichtstbijzijnde schaalinterval;
- —
de waarde berekend volgens tabel 9, voor het gewicht van één wagon dat gelijk is aan 35 % van het maximale wagongewicht (zoals aangeduid op de beschrijvende markeringen) vermenigvuldigd met het aantal referentiewagons (niet meer dan 10) in de trein, en afgerond op het dichtstbijzijnde schaalinterval;
- —
één schaalinterval (d) voor elke wagon in de trein, maar niet meer dan 10 d.
2.4
Bij de weging van gekoppelde wagons mogen niet meer dan 10% van de weegresultaten van een of meer doorgangen van de trein fouten vertonen die groter zijn dan de van toepassing zijnde maximaal toelaatbare fout genoemd in punt 2.2, maar zij dienen niet groter te zijn dan tweemaal die waarde.
3. Schaalinterval (d)
Het verband tussen de nauwkeurigheidsklasse en het schaalinterval is zoals genoemd in tabel 10.
Nauwkeurigheidsklasse | Schaalinterval (d) |
---|---|
0,2 | d ≤ 50 kg |
0,5 | d ≤ 100 kg |
1 | d ≤ 200 kg |
2 | d ≤ 500 kg |
4. Meetbereik
4.1
De minimumcapaciteit dient niet minder te zijn dan 1 t, en niet groter dan de waarde van het resultaat van het minimum wagongewicht gedeeld door het aantal deelwegingen.
4.2
Het minimum wagongewicht dient niet minder te zijn dan 50 d.
5. Prestaties onder invloedsfactor en elektromagnetische verstoringen
5.1
De maximaal toelaatbare fout ten gevolge van een invloedsfactor is zoals genoemd in tabel 11.
Last (m) in ijkeenheden (d) | Maximaal toelaatbare fout |
---|---|
0 < m ≤ 500 | ± 0,5 d |
500 < m ≤ 2 000 | ± 1,0 d |
2 000 < m ≤ 10 000 | ± 1,5 d |
5.2
De kritische veranderingswaarde ten gevolge van een verstoring is gelijk aan één schaalinterval.