Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/32/EU harmonisatie wetgevingen lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten
Bijlage V Kilowattuurmeters (MI-003)
Geldend
Geldend vanaf 18-04-2014
- Bronpublicatie:
26-02-2014, PbEU 2014, L 96 (uitgifte: 29-03-2014, regelingnummer: 2014/32/EU)
- Inwerkingtreding
18-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2014, PbEU 2014, L 96 (uitgifte: 29-03-2014, regelingnummer: 2014/32/EU)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
De relevante eisen van bijlage I, de specifieke eisen van deze bijlage en de in deze bijlage genoemde conformiteitsbeoordelingsprocedures gelden voor kilowattuurmeters voor huishoudelijk, handels- en lichtindustrieel gebruik.
Noot:
kilowattuurmeters kunnen worden gebruikt in combinatie met externe meettransformatoren, afhankelijk van de toegepaste meettechniek. Deze bijlage bestrijkt echter alleen kilowattuurmeters en geen meettransformatoren.
Definities
Een kilowattuurmeter is een instrument dat de binnen een stroomkring verbruikte actieve elektrische energie meet.
I | = | de elektrische stroom die door de meter gaat; |
In | = | de gespecificeerde referentiestroom van I waarvoor de met een transformator uitgeruste meter is ontworpen; |
Ist | = | de laagste opgegeven waarde van I vanaf waar de meter de elektrische energie nog registreert bij een arbeidsfactor gelijk aan 1 (meerfasemeters met symmetrische belasting); |
Imin | = | de waarde van I vanaf waar de fout binnen de maximaal toelaatbare fout (meerfasemeters met symmetrische belasting) ligt; |
Itr | = | de waarde van I vanaf waar de fout binnen de kleinste maximaal toelaatbare fout ligt die overeenkomt met de klasse van de meter; |
Imax | = | de maximumwaarde van I waarbij de fout binnen de maximaal toelaatbare fouten ligt; |
U | = | de spanning van de aan de meter toegevoerde elektriciteit; |
Un | = | de gespecificeerde referentiespanning; |
f | = | de frequentie van de aan de meter geleverde spanning; |
fn | = | de gespecificeerde referentiefrequentie; |
PF | = | vermogensfactor = cos φ = de cosinus van het faseverschil φ tussen I en U. |
Specifieke eisen
1. Nauwkeurigheid
De fabrikant dient de klasse van de meter op te geven. De klassen worden gedefinieerd als klasse A, klasse B en klasse C.
2. Nominale bedrijfsomstandigheden
De fabrikant dient de nominale bedrijfsomstandigheden van de meter te specificeren, met name:
De waarden fn, Un, In, Ist, Imin, Itr en Imax die op de meter van toepassing zijn. Voor de gespecificeerde stroomwaarden dient de meter te voldoen aan de in tabel 1 genoemde voorwaarden.
Klasse A | Klasse B | Klasse C | |
---|---|---|---|
Voor rechtstreeks aangesloten meters | |||
Ist | ≤ 0,05 • Itr | ≤ 0,04 • Itr | ≤ 0,04 • Itr |
Imin | ≤ 0,5 • Itr | ≤ 0,5 • Itr | ≤ 0,3 • Itr |
Imax | ≥ 50 • Itr | ≥ 50 • Itr | ≥ 50 • Itr |
Voor meters met een transformator | |||
Ist | ≤ 0,06 • Itr | ≤ 0,04 • Itr | ≤ 0,02 • Itr |
Imin | ≤ 0,4 • Itr | ≤ 0,2 • Itr(1) | ≤ 0,2 • Itr |
In | = 20 • Itr | = 20 • Itr | = 20 • Itr |
Imax | ≥ 1,2 • In | ≥ 1,2 • In | ≥ 1,2 • In |
De bereiken voor de spanning, de frequentie en de arbeidsfactor binnen welke de meter dient te voldoen aan de in tabel 2 van deze bijlage opgenomen eisen inzake maximaal toelaatbare fouten. Daarbij wordt rekening gehouden met de typische kenmerken van door openbare distributienetten geleverde elektriciteit, bv. spanning en frequentie.
Het bereik van spanning en frequentie bedraagt ten minste:
0,9 • Un ≤ U ≤ 1,1 • Un
0,98 • fn ≤ f ≤ 1,02 • fn
PF-bereik ten minste vanaf cos φ = 0,5 inductief tot cos φ = 0,8 capacitief.
3. Maximaal toelaatbare fouten
De effecten van de verschillende te meten invloedsgrootheden (a, b, c,…) worden afzonderlijk beoordeeld, alle overige te meten invloedsgrootheden worden relatief constant gehouden op hun referentiewaarden. De meetfout, die de maximaal toelaatbare fout van tabel 2 niet mag overschrijden, wordt als volgt berekend:
√ (a2 + b2 + c2 …)
Wanneer de meter functioneert met een variërende belasting, mogen de procentuele fouten de in tabel 2 weergegeven limieten niet overschrijden.
Maximaal toelaatbare fouten in percenten bij nominale bedrijfsomstandigheden en vastgestelde stroomsterktes en bedrijfstemperatuur | ||||||||||||
Bedrijfstemperatuur | Bedrijfstemperatuur | Bedrijfstemperatuur | Bedrijfstemperatuur | |||||||||
− 10 °C … + 5 °C | − 25 °C … − 10 °C | − 40 °C … − 25 °C | ||||||||||
+ 5 °C … + 30 °C | of | of | of | |||||||||
+ 30 °C … + 40 °C | + 40 °C … + 55 °C | + 55 °C … + 70 °C | ||||||||||
Meterklasse | A | B | C | A | B | C | A | B | C | A | B | C |
Eenfasemeter: meerfasenmeter, indien deze werkt bij een symmetrische belasting | ||||||||||||
Imin ≤ I < Itr | 3,5 | 2 | 1 | 5 | 2,5 | 1,3 | 7 | 3,5 | 1,7 | 9 | 4 | 2 |
Itr ≤ I ≤ Imax | 3,5 | 2 | 0,7 | 4,5 | 2,5 | 1 | 7 | 3,5 | 1,3 | 9 | 4 | 1,5 |
Meerfasenmeter, indien deze werkt bij eenfasebelasting | ||||||||||||
Itr ≤ I ≤ Imax, zie uitzondering hierna | 4 | 2,5 | 1 | 5 | 3 | 1,3 | 7 | 4 | 1,7 | 9 | 4,5 | 2 |
Voor elektromechanische meerfasemeters is het stroombereik voor eenfasebelasting beperkt tot 5Itr ≤ I ≤ Imax. |
Wanneer een meter bij verschillende temperatuurbereiken werkt, zijn de desbetreffende maximaal toelaatbare fouten van toepassing.
De meter mag de maximaal toelaatbare fout niet misbruiken, noch systematisch een partij bevoordelen.
4. Toelaatbaar effect van storingen
4.1. Algemeen
Aangezien kilowattuurmeters rechtstreeks aangesloten zijn op de netvoeding en aangezien netstroom ook een te meten grootheid is, wordt een speciale elektromagnetische omgeving gebruikt voor kilowattuurmeters.
De meter dient te voldoen aan de elektromagnetische omgeving E2 en de aanvullende voorschriften in de punten 4.2 en 4.3.
De elektromagnetische omgeving en de toelaatbare effecten weerspiegelen de situatie dat er langdurige storingen zijn die de nauwkeurigheid niet mogen beïnvloeden boven de kritische veranderingswaarden, alsmede kortstondige storingen die een tijdelijke verslechtering of verlies van functie of prestatie met zich brengen, maar waarvan de meter zich zal herstellen en die de nauwkeurigheid niet boven de kritische veranderingswaarden zullen beïnvloeden.
Wanneer bliksem een voorzienbaar hoog risico met zich meebrengt of waar bovengrondse toevoernetten het meest voorkomen, dienen de metrologische kenmerken van de meter te worden beschermd.
4.2. Effect van langdurige storingen
Kritische veranderingswaarden voor langdurige storingen | |||
Storing | Kritische percenten veranderingswaarde in voor meters van klasse | ||
A | B | C | |
Omgekeerde fasevolgorde | 1,5 | 1,5 | 0,3 |
Spannings-onbalans (geldt alleen voor meerfasemeters) | 4 | 2 | 1 |
Harmonischen in de stroomkringen (1) | 1 | 0,8 | 0,5 |
Gelijkstroom en harmonischen in de stroomkring (1) | 6 | 3 | 1,5 |
Serie snelle spanningspieken | 6 | 4 | 2 |
Magnetische velden; HF- (uitgezonden RF-) elektromagnetisch veld; storingen veroorzaakt door stroominjectie in het radiofrequente bereik; en ongevoeligheid voor oscillerende golven | 3 | 2 | 1 |
4.3. Toelaatbaar effect van kortstondige elektromagnetische verschijnselen
4.3.1
Het effect van een elektromagnetische storing op een kilowattuurmeter dient van dien aard te zijn dat tijdens en onmiddellijk na een storing
- —
elke uitgang voor het testen van de nauwkeurigheid van de meter geen pulsen of signalen produceert die overeenkomen met energie hoger dan de kritische veranderingswaarde
en dat binnen een redelijke tijd na de verstoring de meter
- —
weer over kan gaan naar bedrijf binnen de maximaal toelaatbare foutgrenzen,
- —
alle meetfuncties heeft veiliggesteld, en
- —
alle meetgegevens van vlak vóór de verstoring kan terughalen, en
- —
geen wijziging aangeeft in de geregistreerde energie boven de kritische veranderingswaarde.
De kritische veranderingswaarde in kWh is m • Un • Imax • 10−6
(m is het aantal meetelementen van de meter, Un in volt en Imax in ampère).
4.3.2
Voor overbelasting met te hoge stromen is de kritische veranderingswaarde 1,5 %.
5. Geschiktheid
5.1
Bij een bedrijfsspanning lager dan de nominale bedrijfsspanning mag de positieve fout van de meter niet meer bedragen dan 10 %.
5.2
Het telwerk van het totale energieverbruik dient een voldoende aantal cijfers weer te geven teneinde zeker te stellen dat wanneer de meter gedurende 4 000 uur in bedrijf is bij volle belasting (I = Imax, U = Un en PF = 1) het telwerk niet terugkeert naar zijn oorspronkelijke stand, en evenmin tijdens het gebruik kan worden gereset.
5.3
Wanneer de meter zonder spanning komt, dienen de gemeten hoeveelheden elektrische energie gedurende ten minste vier maanden voor opneming beschikbaar te blijven.
5.4. Lopen zonder belasting
Wanneer de spanning wordt toegepast terwijl er geen stroom door de stroomkring loopt (stroomkring is open stroomkring), dient de meter geen energie te registreren bij een spanning tussen 0,8 • Un en 1,1 Un.
5.5. Starten
De meter dient te starten en te blijven registreren bij Un, PF = 1 (meerfasenmeter met symmetrische belasting) en een stroom die gelijk is aan Ist.
6. Meeteenheden
De gemeten hoeveelheden elektrische energie dienen te worden weergegeven in kilowattuur, symbool kWh of in megawattuur, symbool MWh.
7. Ingebruikneming
- a)
Wanneer een lidstaat meting van het huishoudelijk gebruik voorschrijft, dient deze toe te staan dat dit gebeurt met een meter van klasse A. Voor welomschreven doelstellingen mag de lidstaat een meter van klasse B voorschrijven.
- b)
Wanneer een lidstaat meting van het handelsgebruik en/of het lichtindustriële gebruik voorschrijft, dient te worden toegestaan dat dit gebeurt met een meter van klasse B. Voor welomschreven doelstellingen mag de lidstaat een meter van klasse C voorschrijven.
- c)
De lidstaat dient te waarborgen dat het nutsbedrijf of de van rechtswege voor het installeren van de meter aangewezen persoon het stroombereik vaststelt, zodat de meter geschikt is om het verwachte of te verwachten gebruik correct te meten.
Conformiteitsbeoordeling
De in artikel 17 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures waaruit de fabrikant kan kiezen, zijn:
B + F, B + D of H1.
Voetnoten
Voor klasse B elektromechanische meters is Imin ≤ 0,4 • Itr van toepassing.
Voor elektromechanische elektriciteitsmeters zijn geen kritische veranderingswaarden gedefinieerd voor harmonischen in de stroomkringen en voor gelijkstroom en harmonischen in de stroomkring.
Voor elektromechanische elektriciteitsmeters zijn geen kritische veranderingswaarden gedefinieerd voor harmonischen in de stroomkringen en voor gelijkstroom en harmonischen in de stroomkring.