Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/3.7.7.2
3.7.7.2 De meest voorkomende goederen op naam
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS395759:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Art. 3:10 luidt: 'Registergoederen zijn goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is.'
Beperkte zekerheidsrechten, zoals pand en hypotheek, zijn echter niet voor afzonderlijke overdracht of uitwinning vatbaar, aangezien deze 'afhankelijk' (art. 3:7) zijn van het vorderingsrecht waaraan zij verbonden zijn. Dat geldt ook voor bepaalde gebruiksrechten zoals het recht van gebruik en bewoning (art. 3:226) en het recht van erfdienstbaarheid (art. 5:70 e.v.); zie ook § 3.7.2.2.
Op 1 april 1991 waren de hoofdstukken I, II en III van Boek 8 inzake het zee- en binnenvaartrecht reeds in werking getreden.
Op 1 oktober 1996 is hoofdstuk V (Luchtrecht), titel 15 (Het luchtvaartuig) van Boek 8 in werking getreden, onder gelijktijdige intrekking van de Wet op de teboekgestelde luchtvaartuigen.
Zie aldus Asser/Mijnssen/De Haan, Goederenrecht, 2001, nr. 270; zie ook Pitlo/Reehuis-Heisterkamp, Goederenrecht, 2001, nr. 255; Snijders/Rank-Berenschot, Goederenrecht, 2001, nr. 55.
Zie ook AS. Hartkamp, Compendium van het vermogensrecht volgens het nieuwe Burgerlijk Wetboek, 1999, nr. 101; zie ook Asser/Mijnssen/De Haan, Goederenrecht, 2001, nr. 2.
Zie voor cessie van een belastingvordering HR 16 juni 1995, NJ 1996, 508 (Ontvanger/Rabobank), m.nt. WMK.
Zie aldus Parl. Gesch. Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1243.
Zie ook Asser/Mijnssen/De Haan, Goederenrecht, 2001, nrs. 294-295.
Zie daarvoor Asser/Mijnssen/De Haan, Goederenrecht, 2001, nr. 294; Snijders/Rank-Berenschot, Goederenrecht, 2001, nr. 312.
111. In § 3.7.7.1 is reeds besproken dat het hier steeds gaat om beslag op de persoonlijke vordering van de beslagdebiteur jegens de derde-beslagene ter zake van levering van een goed op naam. In deze paragraaf zal aan de hand van de verschillende wettelijke bepalingen worden nagegaan, om welke goederen op naam het daarbij in de praktijk zal kunnen gaan. Volledigheid is bij deze inventarisatie niet nagestreefd, zij het dat het beeld redelijk compleet lijkt. Het gemeenschappelijk kenmerk van al deze goederen - die in een aantal gevallen tevens 'registergoederen' als bedoeld in art. 3:101 zijn - is dat zij uitsluitend kunnen worden geleverd door middel van 'een daartoe bestemde akte' (art. 3:89 lid 1, 3:94 lid 1 en 3:95). Het opmaken van de akte is dus een constitutief vereiste voor een geldige overdracht van of vestiging van een beperkt recht op het betreffende goed op naam, terwijl in sommige gevallen ook de inschrijving van de akte een constitutieve voorwaarde vormt.
Het spreekt natuurlijk vanzelf dat onroerende zaken de meest voorkomende goederen op naam zijn, terwijl zij tevens ook registergoederen zijn. Ingevolge art. 3:89 lid 1, geschiedt de voor overdracht vereiste levering van een onroerende zaak door een daartoe bestemde, tussen partijen opgemaakte notariële akte, gevolgd door inschrijving van die akte in de daartoe bestemde openbare registers. Voor vestiging van beperkte rechten op een onroerende zaak - of enig ander goed op naam - gelden ingevolge art. 3:98 dezelfde regels die voor overdracht ervan zijn voorgeschreven. Ook op de vordering tot levering dáárvan kan in beginsel beslag worden gelegd, mits het betreffende beperkte recht (art. 3:8) voor zelfstandige uitwinning vatbaar is. Daarbij valt te denken aan sommige beperkte gebruiksrechten, zoals het recht van vruchtgebruik (art. 3:201 e.v.) en recht van erfpacht (art. 5:85 e.v.).2 Ingevolge art. 3:89 lid 4 is het in dit artikel bepaalde van overeenkomstige toepassing
'op de levering, vereist voor de overdracht van andere registergoederen.'
Bij 'andere registergoederen' dient met name te worden gedacht aan overdracht van een in het scheepsregister teboekstaand zeeschip (art. 8:199) of binnenvaartschip (art. 8:790). In deze nautische bepalingen worden zee- en binnenvaartschepen - mits teboekstaand - uitdrukkelijk als registergoederen aangemerkt (lid 1), terwijl (in lid 2) art. 3:89 van overeenkomstige toepassing is verklaard.3 Hetzelfde geldt met ingang van 1 oktober 1996 voor teboekstaande luchtvaartuigen (art. 8:1306).4
Ingevolge art. 3:94 lid 1 worden
'tegen een of meer bepaalde personen uit te oefenen rechten geleverd door een daartoe bestemde akte, en mededeling daarvan aan die personen door de vervreemder of verkrijger.'
Deze bepaling behelst met name de huidige regeling van overdracht - cessie - van vorderingen op naam. In afwijking van het tot 1 januari 1992 geldende recht (art. 668 lid 1), vormen de akte én - overigens vormloze - mededeling van die akte beide een constitutief vereiste voor een geldige levering van zodanige vordering. De vraag of een bepaalde vordering vóór of ná het gelegde beslag geldig is overgedragen, kan een belangrijke rol spelen bij toepassing van de blokkeringsregel van art. 475h lid 1 (zie daarover verder § 43.5.2.2 en § 4.4.2.1). Onder vordering op naam wordt verstaan ieder vorderingsrecht dat niet is belichaamd in toonder- of orderpapier5, zoals een vordering uit overeenkomst, onrechtmatige daad, onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. De omschrijving van art. 3:94 lid 1 is echter ruimer, waar het spreekt van 'rechten'. Daarbij moet meer in het algemeen worden gedacht aan vermogensrechten als bedoeld in art. 3:6, waartoe bijv. ook overdraagbare optierechten kunnen worden gerekend. Deze rechten zijn echter niet onmiddellijk voor uitwinning door beslag vatbaar, aangezien het daarbij vaak gaat om wilsrechten (waarover § 3.6.1, § 3.6.2 en § 3.6.5).6 In de praktijk gaat het bij toepassing van art. 3:94 vrijwel steeds om vorderingen die voortvloeien uit een overeenkomst, maar ook een vordering tot teruggaaf van bijv. belastingen vormt een voor cessie en beslag vatbare vordering op naam.7 De aard van de rechtsverhouding waaruit de vordering op naam voortvloeit, is dan ook in beginsel niet bepalend voor de overdraagbaarheid van die vordering (vgl. ook art. 3:83 lid 1).
Voorts houdt art. 3:95 nog een 'vangnetbepaling' in: levering van goederen waarvoor in de art. 3:89-3:94 geen regeling is gegeven - en waarvoor ook niet een bijzondere wettelijke regeling bestaat - geschiedt eveneens door 'een daartoe bestemde akte'. Deze bepaling is blijkens de wetsgeschiedenis met name in het leven geroepen voor gevallen van levering van een roerende zaak - meestal een gestolen auto - 'die niet in de macht van de vervreemder is'.8 De bestolen eigenaar dient zijn auto in dat geval door middel van een akte aan zijn verzekeraar te leveren. In de literatuur9 wordt art. 3:95 ook van toepassing geacht op levering van het recht op een handelsnaam.
Tot slot van dit overzicht dient nog te worden gewezen op een aantal bijzondere bepalingen, die eigen regels inhouden voor overdracht van de in die wetten specifiek geregelde goederen op naam. Daarbij valt in de eerste plaats te denken aan overdracht van aandelen op naam in een naamloze of besloten vennootschap. Ingevolge art. 2:86 (NV) en art. 2:196 (BV) geschiedt deze overdracht door middel van een daartoe opgemaakte notariële akte, gevolgd door mededeling er van aan de vennootschap én inschrijving in het aandeelhoudersregister. De inschrijving in dit register is echter niet een constitutief vereiste voor een geldige overdracht, zodat deze aandelen geen registergoederen zijn (art. 3:10). Voorts dient in dit verband nog gedacht te worden aan overdracht van diverse rechten op het terrein van intellectuele en industriële eigendom, zoals auteursrecht, octrooi- en merkenrechten, kwekersrecht, recht op modellen en tekeningen, recht op handelsnaam, en naburige rechten.10 Op een aantal van deze rechten zal hierna in § 3.7.7.4 nog worden teruggekomen.
Op de persoonlijke vordering tot levering van de verschillende in de voorgaande alinea's genoemde goederen op naam, kan een schuldeiser van de tot zo'n vordering gerechtigde in beginsel derdenbeslag leggen. Die schuldeiser kan echter ook wachten tot het - onzekere - moment dat zijn schuldenaar het betreffende goed zélf in eigendom heeft verkregen. In dat geval zal hij dat goed - bijv. een onroerende zaak of een aandeel op naam in een NV of BV - moeten uitwinnen volgens de specifiek voor dát goed gegeven regels (zoals de art. 514 e.v., resp. de art. 474c e.v.). Heeft de schuldeiser echter gegronde redenen om het verhaal op zijn schuldenaar bij voorbaat veilig te stellen door alvast beslag op de vordering tot levering van dat goed op naam te leggen, dan zullen uitwinning en uiteindelijke levering 'ter executie' van dat goed geheel plaatsvinden volgens de regels van derdenbeslag (art. 477b lid 2 jo. art. 525 lid 1), een en ander in combinatie met de regels die gelden voor overdracht van het specifieke goed. Bij toepassing van deze regels rijzen echter nog wel de nodige vragen en problemen, waarop hierna in § 3.7.73 in meer algemene zin zal worden ingegaan. Het voert immers te ver om de uitwinning van elk afzonderlijk goed op naam hier uitgebreid te bespreken.