Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/170
170 Inleiding
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691803:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Ingeval van een grondslagverweer – verweerder heeft geen bewijslast – is het vreemd verweerder op te zadelen met een bewijsaandraagplicht; ingeval van een bevrijdend verweer is dat vanzelfsprekend.
Verweerder moet in zijn conclusie van antwoord niet alleen de bewijsmiddelen noemen waarover hij kan beschikken tot staving van de gronden van zijn verweer, maar ook de bewijsmiddelen overleggen waarover hij al beschikt. Bij het niet voldoen aan deze aangescherpte bewijsaandraagplicht kan de rechter de gevolgtrekking maken die hij in het gegeven geval geraden acht. Zie hierover verder de toelichting op de voorgestelde wijzigingen in de artikelen 111, derde lid, en 120, vierde lid (Kamerstukken II 2019/20, 35 498, nr. 3 (MvT)).
Verweerder heeft een bewijsaandraagplicht ten aanzien van de gronden van zijn verweer; onder verweer in art. 128 lid 5 Rv moet worden verstaan bevrijdend verweer.1 De bewijsaandraagplicht betreft de bewijsmiddelen (producties) en een bewijsaanbod (bewijs door middel van getuigen). Van verweerder wordt verwacht dat hij in de conclusie van antwoord aangeeft wie hij als getuige wil doen horen en de betrokkenheid van deze getuige bij een eventueel probandum en/of dat hij schriftelijke getuigenverklaringen overlegt of uitlegt waarom hij deze verklaringen niet heeft verkregen. Er bestaat (nog) geen sanctie op het niet voldoen aan de bewijsaandraagplicht.
Art. 128 lid 5 Wetsvoorstel Herziening bewijsrecht geeft de bewijsaandraagplicht van gedaagde een meer verplichtend karakter.2 Het wetsvoorstel biedt een wettelijke basis om gevolgen te verbinden aan het schenden van de bewijsaandraagplicht.