3.4.3.1 Strafvorderlijke belangen

Voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte kan in beginsel uitsluitend gerechtvaardigd zijn als zwaarwegende publieke belangen dit noodzakelijk maken. Het EHRM heeft in zijn rechtspraak duidelijk gemaakt dat een viertal publieke belangen reden kunnen geven om voorlopige hechtenis toe te passen, te weten het belang dat de verdachte het strafproces niet ontvlucht, het belang dat de waarheidsvinding niet wordt gefrustreerd, het belang dat de samenleving gedurende het strafproces wordt beschermd tegen een recidivegevaarlijke verdachte en het belang dat maatschappelijke onrust tijdens het strafproces wordt voorkomen (zie par. 2.4.3.2 en par. 3.2.2). De publieke belangen die kunnen worden meegewogen in de belangenafweging betreffen derhalve de strafvorderlijke belangen die ten grondslag liggen aan de door het EHRM legitiem geachte gronden voor voorlopige hechtenis (vgl. par. 3.3.1). Indien de rechter bijvoorbeeld in een concreet geval van oordeel is dat vanwege vluchtgevaar sprake is van een ‘relevante en voldoende reden’ voor voorlopige hechtenis en dit gevaar niet met een minder ingrijpend dwangmiddel kan worden afgewend, dient de rechter in het kader van de proportionaliteitstoets stricto sensu het strafvorderlijke belang dat de verdachte zich niet zal onttrekken aan het strafproces af te wegen tegen de andere relevante belangen. In de aan de voorlopige hechtenisbeslissing ten grondslag liggende belangenafweging kunnen de strafvorderlijke belangen die met toepassing van voorlopige hechtenis worden gediend in elk geval op gespannen voet staan met de belangen die de verdachte heeft bij zijn persoonlijke vrijheid en een eerlijk proces.