RvdW 2018/807:Profijtontneming. Concretisering welke ‘andere strafbare feiten’ op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat betrokkene het op basis van een kasopstelling geschatte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen was in casu niet nodig. De opvatting dat het hof had moeten vaststellen dat een SFO was ingesteld, is onjuist, nu het feit is begaan na 1 juli 2011 en art. 36e lid 3 Sr sindsdien niet zo een vereiste meer stelt.