Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/808
Profijtontneming. Concretisering welke ‘andere strafbare feiten’ op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat betrokkene het op basis van een kasopstelling geschatte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen was in casu niet nodig. De opvatting dat het hof had moeten vaststellen dat een SFO was ingesteld, is onjuist, nu het feit is begaan na 1 juli 2011 en art. 36e lid 3 Sr sindsdien niet zo een vereiste meer stelt.
HR 26-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:1012
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 juni 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
16/05110 P
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1012, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑06‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:459, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑05‑2018
Essentie
Profijtontneming. Concretisering welke ‘andere strafbare feiten’ op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat betrokkene het op basis van een kasopstelling geschatte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen was in casu niet nodig. De opvatting dat het hof had moeten vaststellen dat een SFO was ingesteld, is onjuist, nu het feit is begaan na 1 juli 2011 en art. 36e lid 3 Sr sindsdien niet zo een vereiste meer stelt.
Partij(en)
26 juni 2018
Strafkamer
nr. S 16/05110 P
AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.