Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/4.5.4
4.5.4 Aanpassen looptijd
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS592214:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Overigens is ten aanzien van zo’n verlengbare lening verdedigbaar dat deze reeds valt onder art. 10, lid 2, onderdeel a of b, aangezien zo’n lening geen vaste aflossingsdatum heeft.
Vergelijk ook Bouwman, J.N.; Geldvorderingen in de inkomsten- en vennootschapsbelasting, Kwalificatie, terbeschikkingstelling, omzetting en kwijtschelding, Fiscale geschriften, Sdu Fiscale & Financiële uitgevers, Amersfoort, 2002, blz. 51 en Bakker, M.J.G. & Bruin, P.J.M.; Hybride leningen: geen aftrek wel belast?, TFO 2002/1.
MvT, TK, 2001-2002, 28 034, blz. 27.
Nota navv, TK, 2001-2002, 28 034, blz. 31.
Indien de aflossingsdatum van een lening wordt verschoven naar een later tijdstip, bepaalt art. 10, lid 3, tweede volzin dat deze lening wordt geacht deze nieuwe (latere) aflossingsdatum te hebben gehad vanaf het tijdstip van totstandkoming. Concreet betekent dit, dat de lening opnieuw dient te worden getoetst aan de criteria van art. 10, lid 2. Hierdoor kan de in art. 10, lid 1, onderdeel d opgenomen aftrekbeperking met terugwerkende kracht van toepassing worden. Met het opnemen van deze bepaling heeft de wetgever willen voorkomen, dat de toepassing van art. 10, lid 1, onderdeel d relatief eenvoudig zou kunnen worden gefrustreerd door tussentijdse aanpassing van de looptijd van de lening. Ik meen dat – gelet op de ratio van de regeling – de term ‘verschuiving van de aflossingsdatum’ een materiële invulling verdient. Hieronder valt niet alleen het ‘openbreken’ van een bestaande leningovereenkomst om hierin een nieuwe (langere) looptijd op te nemen, maar ook de situatie waarbij de mogelijkheid tot verlengen is opgenomen in de leningovereenkomst, en van die mogelijkheid wordt gebruikgemaakt.1 Verder is bij een stilzwijgende verlenging tevens sprake van de verschuiving van de aflossingsdatum naar een later tijdstip.2
Indien na aanpassing van de looptijd wordt voldaan aan de criteria van art. 10, lid 2, vindt de renteaftrekbeperking van art. 10, lid 1, onderdeel d mede toepassing voor de nog resterende looptijd. De gevolgen van de verlenging van de looptijd beperken zich echter niet tot het heden en de toekomst. Volgens de wetgever heeft de aanpassing van de looptijd ook gevolgen voor het verleden. Hij is namelijk van mening dat de inspecteur binnen de wettelijke kaders door middel van navordering tevens een correctie kan plegen voor de reeds verstreken jaren.3 Het is dus niet zo dat in het jaar waarin de looptijd wordt gewijzigd, de winst wordt verhoogd met de rente die vanaf de eerste dag van de lening – naar achteraf blijkt – ten onrechte is afgetrokken.4 Zoals ik hierna nog zal betogen is het echter zeer de vraag, of het voor de inspecteur steeds mogelijk zal zijn om na te vorderen. Voorts ga ik hierna in op de bestaande discrepantie tussen het verlengen van de looptijd (wel een correctie met terugwerkende kracht) en het verkorten van de looptijd (alleen een correctie voor de toekomst).