RvdW 2022/18:HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 12 maart 2002, NJ 2002/317, m.nt. Schalken. Uit samenstel van art. 588 lid 2 (oud) Sv, art. 7 EVR, art. 16 lid 1 TEVR en het door de Turkse regering gemaakte voorbehoud op art. 16 lid 1 TEVR volgt dat in het geval een adres in Turkije bekend is, de toezending van de dagvaarding door het OM uitsluitend door tussenkomst van de bevoegde Turkse autoriteit of instantie kan plaatsvinden. Verdachte was t.t.v. het betekenen van de dagvaarding in h.b. niet gedetineerd en er was van hem geen feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland, maar wel een adres in Turkije bekend. Het oordeel van het hof dat de dagvaarding rechtsgeldig is betekend, is niet toereikend gemotiveerd. HR verklaart betekening dagvaarding in h.b. nietig.